Waar hoor ik bij?
Ooit had ik met mijn docent Nederlands een discussie. Ik zei dat ik tweede generatie allochtoon was én een Nederlander. Hij beweerde dat ik een autochtoon was.
Zijn motivatie was: je bent hier geboren en getogen en spreekt vloeiend Nederlands, dus je bent een autochtone Nederlander.
En ik had graag gewild dat hij gelijk had, die keer dat er op school naar mij werd geschreeuwd dat ik terug moest naar mijn eigen achtervolgde mij nog steeds, maar helaas had onze docent aardrijkskunde dezelfde week nog uitgelegd hoe het zat:
Zijn jij en je ouders in Nederland geboren? Dan ben je een autochtone Nederlander.
Ben je in Nederland geboren maar is een of zijn beide ouders vanuit het buitenland afkomstig? Dan ben je een tweede generatie allochtone Nederlander.
Ik won helaas de discussie en troostte mezelf met het feit dat ons hele koningshuis bestond uit eerste- en tweede generatie allochtonen.
Later leerde ik over een belangrijk verschil tussen mij en koning Willem-Alexander: Hij is blank en ik niet blank genoeg. In de praktijk gaat het namelijk niet om afkomst, maar om uiterlijk.
Het is niet zo dat ik mij schaam voor mijn afkomst of dat ik liever blond had willen zijn (volgens sommigen ben ik al blond genoeg). Het is gewoon dat ik meer ben dan mijn afkomst alleen.
Ofja, dat wil ik zijn, maar de praktijk spreekt dat nog eens tegen. Zo werd ik laatst benaderd door iemand met de vraag of ik toevallig een broer had. Ze kwamen namelijk een buitenlander tekort voor de hoofdrol in een toneelstuk.
Of die keer dat ik via via te horen kreeg dat ik niet werd uitgenodigd voor een sollicitatiegesprek op basis van mijn Arabisch klinkende achternaam.
En dan heb ik het niet eens over die keren dat ik versierd werd op basis van mijn afkomst, waarbij veelvuldig woorden zoals ‘exotisch’ gebruikt werden. Woorden die ik persoonlijk associeer met de Gibbons en Varanen in Burger’s zoo.
En het is niet alsof ik mij meer thuis voel bij Marokkanen. Die kijken me scheef aan als ik zeg dat ik mezelf beschouw als een agnost en af en toe een wijntje drink. Dat noemen ze ‘verkaasd’.
Laatst had ik weer een identiteitscrisis. Ik keek met mijn vriend een film. Op een gegeven moment vroeg ik hem waar ik nu eigenlijk bij hoorde. Zonder aarzeling trok hij me naar zich toe.
‘Je hoort bij mij.’