Sprak ik maar Arabisch
Als ik in de trein twee mannen onderling Arabisch hoor spreken, leg ik ongewild verbanden met de reeds gepleegde aanslagen door de Islamitische Staat. Een gevoel van onbehagen overvalt mij, niet omdat ik angstig ben dat de mannen in kwestie weleens extremistische ideeën zouden kunnen hebben. Nee, de reden dat ik mij niet op mijn gemak voel, is doordat de eerste gedachte die bij mij te binnen schiet zo luguber is. Hoogstwaarschijnlijk praten ze over onschuldige dingen. Bijvoorbeeld de mooie tekening die het dochtertje van een van de twee mannen gemaakt heeft op haar eerste schooldag. Dat zij een taal spreken die ik niet kan verstaan, betekent niet dat zij kwaad in de zin hebben. Kon ik ze maar verstaan, denk ik.
Toch, betrap ik mezelf erop dat ik eraan moet denken. In mijn hoofd stippel ik een ontsnappingsplan uit in het geval de bom mocht barsten. Een plan wat volledig ongegrond is, want de treinreis zal, op wat vertraging na, vlekkeloos verlopen. Het zijn twee keurige heren die gezamenlijk naar huis gaan na een lange dag, net als ik. Bovendien hebben zij net zoveel reden om aan te nemen dat iemand anders op het punt staat om een religieus statement te maken. Echter, simpelweg door het gegeven dat zij er anders uitzien dan de “doorsnee” Nederlander en een andere taal spreken, boezemt hun aanwezigheid mensen angst in. Onbedoeld merk ik dat ook ik met argwaan het tafereel zit te aanschouwen. Terwijl ik vanaf het begin af aan heb geroepen dat iedereen welkom is in Nederland. Angst voor het onbekende.
Wanneer de mannen uitstappen, ben ik opgelucht. Terwijl ik naar buiten zit te staren, bedenk ik mij wat er zojuist allemaal in mijn hoofd heeft afgespeeld. Volledig onterecht heb ik twee mannen beschuldigd van iets afschuwelijks. Door die gedachte loopt mijn hoofd rood aan van schaamte. Dit soort gedachtes wil ik helemaal niet hebben.
Mijn reptielenbrein is geen haar beter dan die van anderen. Wat ik niet begrijp, vind ik eng. Net als sommige mensen een grote angst koesteren voor wiskunde, koester ik een angst voor een taal die ik niet kan verstaan. Op de middelbare school heb ik Frans tenslotte ook altijd griezelig gevonden. Sprak ik maar Arabisch, dan had ik geen reden om in spanning te zitten. Dan kon ik meegenieten van het gesprek over de mooie tekening van zijn dochtertje. Spraken wij allemaal maar Arabisch.