Jolijt op de invalidenparkeerplaats

gabrielvaneekelen 25 jan 2016

Terwijl ik de keurig uitgespoelde potten doperwtjes in de glasbak gooi scheurt er een gepimpte Golf richting de supermarkt.
Zonder enige spoor van twijfel parkeert hij zijn pooierbak op de invalideparkeerplaats.
Een kaal kereltje van begin twintig, versierd met enorme tattoo’s in zijn nek en gehuld in een trainingspak van een lokale kickboksschool stampvoet richting supermarkt.
Minstens twintig parkeerplaatsen zijn leeg, maar niemand die hem durft aan te spreken op zijn asociale gedrag.
Fysiek invalide is hij niet. Hij heeft niet eens een invalidekaartje, controleer ik. Geestelijk zal er van alles mis zijn, concludeer ik en ook ik besluit om niets te zeggen. Uit angst. Meneer kwam nogal agressief over.

Een Opel Agila komt aangehobbeld. Achter het stuur een redelijk oude dame. Als ze de invalideparkeerplaats op wil rijden stopt ze even.
Ik zie irritatie op haar gezicht.
Dan zet ze hem in de achteruit, draait wat en vervolgens zet ze haar auto precies voor de Volkswagen Golf. Zodat deze pooierbak niet voor- of achteruit kan.
Moeizaam, maar onder luid gejuich stapt ze uit. Ondersteund door haar rollator wankelt ze naar de supermarkt.

Precies op dat moment komt het opgefokte twintigjarig stuk stront de supermarkt uitgerend.
Hij kijkt naar de Agila en hij beseft dat hij niet weg kan. Daarna ziet hij de oude dame.

Hij begint te vloeken. Hij schreeuwt dat zij haar auto weg moet halen. Want anders zal hij de hele wagen kapot schoppen. Met de oude vrouw erbij. En hij scandeert teksten die zelfs voor deze krant te ver gaan.

Maar de vrouw blijft ijzig kalm.

En dan spreekt ze de memorabele zin:

“Je wacht maar tot ik klaar ben, schavuit.”

Rustig hobbelt ze verder. Met haar tempo zal ze zeker een uur bezig zijn.

De jongeman blijft verbouwereerd staan. Heel even.
Dan stevent hij woest op de Agila af.

Maar zo ver komt hij niet.
tussen de man en de auto van de dame vormt zich een haag van mensen, waaronder ondergetekende.

En we zeggen niets.

We kijken.

Het blok testosteron op poten staart ons aan. Woest.

Wij wijken echter geen centimeter. We kijken terug. Meer niet.

Dan buigt hij zijn hoofd en loopt hij weg.

Wij wachten totdat de oude dame klaar is met winkelen. We zetten de zware tassen in haar auto, net als haar rollator. In doodse stilte.

Maar met een brede glimlach. Rond ieders lippen.