Godslastering: het beledigen of beschimpen van God
De vraag is of dit kan. Als wij “God”, met welke benaming dan ook, zien als een bestaand entiteit, dan kan het wel. Maar niet een ieder gelooft in het bestaan van een God, en dat recht heeft men, dus kan het weer niet. De gelovigen kunnen namelijk op geen enkele manier het bestaan van een of ander God bewijzen of hard maken.
De gelovige ziet God als een almachtig en volmaakt entiteit en min of meer verantwoordelijk voor het ontstaan van alles. Van een korrel zand tot het universum. Uiteraard is “hun” God onaantastbaar en verheven boven alles. Vanwaar dan de duivel en de eeuwige strijd tussen die twee?
De religies die God als een mannelijk persoon hebben aangeduid, proberen dat nu te verdedigen door te zeggen dat God niet een man is maar mannelijk. (Probeer hier maar eens uit te komen.) Het persoonlijk voornaamwoord voor God is HIJ.
De mens is een evenbeeld van Hem (hermafrodiet?). Hij is in de geschriften heel duidelijk over de positie van de man tegenover de vrouw. Hij staat in verbinding met de mens. Hij handelt op verzoek en toewijding van de mens, de mens kan zich keren tegen Hem. Hij lijkt niet in staat Zijn eigen boontjes te doppen en heeft de bescherming nodig van Zijn gelovige tegen de andere gelovige of ongelovige.
Wat een contradicties in de benadering van God. Waarom doen wij dat? Doen wij dit opzettelijk of is er een ander reden voor te geven? Gods identiteit en status staan ter discussie. Aan wie hebben de gelovige en God dit te danken? In elk geval niet aan de niet-gelovigen, want wie voor hen niet bestaat, kan ook geen onderwerp van beschimping of spot zijn.
Een logische conclusie is dus dat de gelovigen hier zelf verantwoordelijk voor zijn. Ze maken niet alleen hun eigen God belachelijk, maar zijn tevens verantwoordelijk voor de beschimping van de andere religiën en goden.
Als een moslim een hindoe God net zo zou zien als zijn eigen God, dan had hij evengoed een hindoe kunnen zijn. Maar de gelovigen van de verschillende religiën zien elkaar gelijkwaardig noch respectvol. Met de mond belijden we wat anders dan wij zijn in de kern. Wij zijn overtuigd van ons gelijk. Dat is precies als met: “Verbeter de wereld, begin bij jezelf.” Wij leven er niet naar omdat het indruist tegen onze principe: “Wij weten het beter.”