De kleurloze steen
Ze roept me, haast schreeuwend. Als een hongerige en vooral oververmoeide baby. De zee beveelt mij naar haar te kijken. Tevergeefs, want ik ben te druk met mezelf. Hetzelfde geschreeuw speelt zich af in mijn hoofd. Chaos die roept om een boekhouder, een manager, iemand die onvermoeid de touwtjes in handen neemt. De dirigent van dit stuntelende orkest lijkt te zijn vertrokken naar een plek ver weg van hier. Mijn vingers vinden een steen, waarvan ik de kleur niet eens kan bepalen. Ik denk aan groen, of blauw, maar ik zal er wel naast zitten. Doe ik een poging om alle gedachtes op één schip te zetten, en deze uit te laten varen naar de steen. Het ongeorganiseerde orkest dat ik graag verban uit mijn theater, zodat het publiek kan genieten van een gestructureerd optreden.
En het lijkt even te werken. Alle gedachtes duiken diep in deze steen. Zelfs de irritatie dat ik niet kan bepalen welke kleur de steen is, verdwijnt zonder moeite. Maar nu mijn hoofd leeg is, vult het gat zich al gauw met frustratie. Zeer geïrriteerd kijk ik naar de nog altijd kleurloze steen. Alsof het me probeert uit te lachen. Dat zelfs een steen mijn gedachtes beter bijeen kunnen houden dan de mannetjes in mijn hersenen. De steen lijkt kilo’s te wegen. Gevuld met kennis en organisatie. Plagend valt het drie keer uit mijn hand, wat onmogelijk is, gezien ik het echt stevig vast heb. Alsof het weg wilt varen, haastig, naar de nog altijd protesterende zee. Ik besluit echter het heft in eigen hand te nemen. Wanneer ik op sta, en de steen in mijn hand circuleer, heb ik een drang om de steen heel hard weg te gooien. Zo ver, dat ik het nooit meer terug zie. Succesvol, na het werpen van de steen drijft deze nu op de bodem van de zee.
Het schip dat ik naar de steen heb laten varen is gemaakt van hout. En hout kan drijven, en boten kunnen varen. Waar een schip vertrekt zal er vaak een terugkomen. Als de avond valt en mijn hoofd het kussen raakt zie ik een schip in de verte. Een luide knal is hoorbaar, als het schip op een rots vaart. Snel zinkend, waarbij de bemanning zich een weg baant door het kolkende water. Ternauwernood bereiken zij het strand, waar ze binnen druppelen als verzopen plantjes. Komen mijn gedachtes weer terug, beetje bij beetje. Terug in mijn hoofd, alsof alles voor niets is geweest. Wacht de bemanning op het strand op hulp, mijn hulp.