Productie in de psychiatrie
Hoogst verbaasd was ik toen ik voor het eerst de term ‘productie’ hoorde vallen op mijn werk. Het was 2005 en ik was net begonnen als verpleegkundige op de psychiatrische afdeling van een groot universitair medisch centrum. Ik leefde in de illusie dat ik enkel en alleen was aangenomen om mensen te helpen hun klachten te verminderen of hen op zijn minst te leren er zo goed mogelijk mee om te gaan. Nog nooit had ik er in al mijn naïeve idealisme bij stilgestaan dat ook in de zorg uiteindelijk alles om geld zou draaien. Maar goed, ik zette mijn verbazing opzij en deed waarvoor ik gekomen dacht te zijn.
We zijn nu tien jaar verder en ik werk nog steeds bij hetzelfde ziekenhuis, inmiddels als verpleegkundig specialist GGZ. Productie is geen vreemd begrip meer, maar hetgeen dat regeert over al mijn werkzaamheden. Mijn collega’s en ik lijken soms wel kippen in een legbatterij. Elke dag worden onze eieren geteld en gewogen. In desperate pogingen maar voldoende op te kunnen brengen, pikken we het graan haastig en zo nu en dan op slinkse wijze voor elkaars poten weg.
Als een intussen volleerde legkip vul ik dagelijks braaf een lijstje in, waarop ik registreer hoe vaak en hoe lang ik mijn patiënten spreek. Elke minuut is mooi meegenomen, want maandelijks krijg ik bericht of ik ‘mijn productie’ heb gehaald. Is dit niet het geval, dan moet ik op het matje komen bij het management. In het jaarlijkse verslag over mijn functioneren wordt vermeld dat het behalen van deze productienorm leidend is voor mijn eindoordeel. Verder staat het bol van wollige teksten over het “zorgdragen voor correcte dossiervorming” en “juiste registratie van patiëntgebonden activiteiten”. Met geen enkel woord wordt gerept over de feitelijke inhoud van mijn werk.
Vooral van dat laatste word ik erg verdrietig. Ik begrijp namelijk best dat ook hulpverleners moeten verantwoorden wat zij doen en hoeveel tijd dit kost. Dat vind ik geen enkel probleem. Mijn werk draait echter uiteindelijk niet om het uitpoepen van zoveel mogelijk eieren, maar om het helpen van een kwetsbare groep mensen. Dát is waarvoor ik ben opgeleid en dát is wat ik elke dag zo goed mogelijk probeer te doen. En dus zal ik blijven aankaarten dat juist hierop de focus moet komen te liggen. Ook al betekent dat misschien dat mijn kranige kippennek uiteindelijk op het ongenadig harde hakblok zal gaan sneuvelen.