Té.
Het was zaterdag. Betrad bar. Er was iemand, lege stoffige stoelen en tafels en een houten toonbank tussen mij en haar. Het was zomer. Haar rug toegekeerd. Ik naderde en ze opende zich richting mij. Net een komeet die inslaat in de zon. Of precies andersom. De zon was vol en verblindend, doch haar blonde allure deed me meer. Zij en de zon besloten samen te werken en boden me meer dan een schouwspel. Een symfonie. Noten van licht rolden over haar golven van goud, azuur blauw bekijkt me, toen en nu. Zij was daar, ik hier.Ik:’Verkopen jullie bier?’Ze:’Ja.”Wat voor bier?”Dommelsch.”Wat zit in de tap, Heineken?”Zover ik weet, keren dat ik hier werkte, niets.”Geef me maar Dommelsch.’ Ze:’Waarom moet je nou zo moeilijk doen?’ Ze zei veel meer en minder tegelijk zonder woorden te spenderen. Less is more. More or less her. Toen wist ik het. Ik gaf een grimaas die een glimlach voorstelde. Ik nam plaats aan de bar. Ze keek me intentvol en aandachtig aan. Enige onmogelijkheid beter dan haar looks, haar look. Menig man bezweek in de smolderende blik. Warmte, lichte harte palpetaties en vastgebeitelde oogbollen. Ik:’Linkshandig?’ Engel:’Nee. Hoezo?”Je draagt je horloge op je rechterhand, dus most zijn lefty.’ Té late uren, té veel films. Ironisch. Later danste dit mijn oren in:’Iets wat té is, al is het té goed, is nooit goed.’Ze vervolgde:’Veel mensen vinden het raar, horloge rechts, ik vond het altijd logisch.’ Rare vogel dat ze was, deed horloge af, probeerde uit te vogelen hoe men het op de linkerklauw droeg.Ik keek naar mijn rechterhand. Kapotte horloge inclusief. Ik deelde dat met haar. Ze:’Dat klopt niet.’ Me:’Niet alles in de wereld klopt.’ Sereen bood ze me een lach. Haar gelach verwelkomde ik gulzig en intenser dan een heroine verslaafde zijn nachtelijke dosis inneemt. Ik zei dat. Nét anders. ‘Je lacht altijd. Oprecht. Hoe doe je dat?’ Tevergeefs leerde ze het me. Ik glimlachte als een robot die nét had leren lachen en het besloot te testen. Ik vroeg haar naam. 2 lettergrepen. Stelde me voor. Vergeten te doen. Zei dat. Ze:’O. Je vergat dat. Tuurlijk.’ Ik vertelde haar naambetekenis.Ze wist het. Ik:’Je bent een meisje die alle vragen al gehoord heeft en besloot de juiste antwoorden te bewaren, speciaal voor guys zoals ik.’ Ze deed dat ding met haar mond. Ik vertelde over Einstein’s rokkenjagerij en zij over hoe-gaat-het-hypotheses. Ik gaf complimenten, zij nam ze. Tijd vloog. Té laf vertrok ik. Zij daar. Het was laat en ik fietste door de regen.