Ode aan een toiletjuffrouw
Sinds een vriendin van mij een junk in het toilet van de trein vond, vermijd ik die privécoupé. Liever betaal ik vijftig cent om zonder ongewenst gezelschap in een hok te kunnen plassen. Meer dan een hok was het stationstoilet niet voor mij, tot ik kennismaakte met de wc’s op station Den Haag Hollands Spoor en hun koningin.
Ze had donker haar, droeg een bril in dezelfde kleur en glimlachte toen ik haar mijn muntstuk gaf. ‘Die kant op,’ wees ze, hoewel ik de deuren al kon zien. Twee schoonmaakkarren waakten bij de ingang, haar trouwe lijfwachten die elke dag weer uitvoerden wat zij hen opdroeg. Ik stond niet langer in de Schilderswijk, ik was in haar paleis beland.
In de toiletten zelf hing een haakje, zodat ik mijn tas niet op de grond hoefde te zetten. Dat haakje was overbodig, want de vloer glom. De bril van de wc was witter dan de tanden van Beyoncé en hij was omhoog geklapt. Een prettige luchtverfrisser zweefde door de ruimte, aanwezig maar niet té. Op het muurtje boven de wc-pot stonden een prullenbakje, de luchtverfrisser en een bloemetje. Je zou er bijna een tijdschriftenrek bij verwachten, zo gezellig was het.
Bij de wasbakken werd het nog beter. Niet alleen waren er goedgevulde roze zeepflesjes, nee, er waren zelfs nepkaarsen die vrolijk brandden. Ik kreeg spontaan zin om tijdens het wassen van mijn handen een boek te lezen, even vergetend dat papier en water elkaar niet zo aardig vinden en ik niet eens een boek bij me had. Alles was brandschoon.
‘Hier zijn doekjes,’ schoot de koningin me te hulp op het moment dat het tijd werd om mijn handen af te drogen. Ze had die op haar balie liggen, want de doekjesautomaat was leeg. Ik vertelde haar dat ik het fantastisch vond dat de toiletten zo fris waren.
‘Daar ben ik voor,’ zei ze. ‘Na elke klant maak ik ze weer schoon, zodat iedereen die ervaring heeft.’ Ten slotte wenste ze me nog een heel fijne dag, wat net zo overbodig was als het haakje om je tas aan op te hangen.
Deze vrouw zou een medaille en het salaris van Mark Rutte moeten krijgen, maar ze moet het doen met de opgeluchte blikken van reizigers. Dat maakt haar niet uit, zeiden de ogen achter de bril. Als haar tijdelijke onderdanen gelukkig zijn, is de koningin dat ook.