Johan Cruyff
Johan Cruyff
Vijftig jaar geleden, op mijn 21-ste, maakte ik kennis met Johan Cruyff. Dat was op het internationale jeugdtoernooi van ADO in Den Haag. Wie is toch dat brutaaltje bij Ajax. Zo’n bliksemschicht had hij nog nooit van zijn leven op een voetbalveld gezien. Wat een prachtige dribbel; wat een ongelooflijk spelinzicht voor een 19-jarige. Dat wordt een hele, hele grote, voorspelde een senior naast mij op de tribune. Ook ik was onder de indruk van dat broodmagere knaapje. Met geen mogelijkheid lukte het me mijn ogen van hem af te houden.
Voor het slapengaan droomde ik, dat ik samen met hem in het Nederlands Elftal speelde. Dat ik aan de lopende band scoorde en dat Johan mij schouderklopjes gaf. Het stoorde mij totaal niet dat die dromen het nooit verder schopten dan hersenspinsels. Warme voeten kreeg ik ervan. In 1974 maakte de finale van het WK een einde aan die jongensdromen. Toen Oranje in de finale klop had gekregen van Duitsland. Voor mij was het onbegrijpelijk dat Johan Nederland toen niet aan de wereldtitel heeft kunnen helpen. Ondanks die enorme domper bleef mijn bewondering voor Johan. Vier jaar later in 1978 liep mijn adoratie voor hem evenwel een dreun van jewelste op. Naar verluidt, onder invloed van zijn zaakwaarnemer vertikte Johan het bij het WK in Argentinië zijn Pumashirt en -schoenen te verruilen voor die van Adidas, de hoofdsponsor van de voetbalbond. Resulaat: Geen deelname van de beste voetballer ter wereld aan het WK. Tot op de dag van vandaag heb ik dat verraad aan het Nederlands Elftal niet kunnen verteren. In mijn optiek is ons land door Johans absentie in 1978 de wereldtitel in Argentinië misgelopen.
Sindsdien heb ik een soort haat-liefdeverhouding met hem. Enerzijds de wond van 1978 die maar bleef zeuren, anderzijds mijn bewondering voor al het moois dat Johan op en buiten het veld heeft gebracht. Dit wankele evenwicht kabbelde maar voort. Jaar in, jaar uit. Er leek geen einde aan te komen. Tot ik op de voorpagina van mijn krant las, dat Johan longkanker heeft. Pats, een mokerslag. Het leek alsof ik tegen een linkse directe van Mohammed Ali was aangelopen. Groggy, uitgeteld zat ik in mijn stoel. Tevergeefs vocht ik tegen mijn tranen. Verdrietig tot op mijn botten, maar ik weiger te geloven dat het 68-jarige fenomeen zal capituleren. Vurig hoop ik een dezer dagen in zijn column te lezen, dat hij van plan is dit tijdelijke nadeel over een poosje om te buigen in een voordeel. Dan vergeef ik je 1978. Afgesproken Johan?