Niet lief voor mijn darmen
Eens in de week bezoek ik een niet nader te noemen, vreemd ruikende biologische supermarkt in het centrum, waar ik veel meer geld uitgeef voor minder voedsel dan bij de Appie. Toch blijf ik er wekelijks terugkomen, want je proeft ‘t verschil toch echt. Die kleine krieltjes in de schil, die heel lieflijk bio baby’s heten, hebben toch echt meer smaak dan de niet-biologische variant – of verbeeld ik het me?
Hoe dan ook, vanmorgen stond ik er weer, stipt tien minuten na openingstijd. Ik snuif de vertrouwde muffe lucht op. Iets na mij komt met veel bombarie een man –een hipster, inclusief baard, knot bovenop het hoofd en moeilijke bril- binnenvallen. Met een veel hogere stem dan je zou verwachten bij zijn niet geringe lengte, voert hij een luidruchtig maar niet interessant genoeg telefoongesprek om hier te vermelden. Hij maakt er grootse handbewegingen bij, klemt de mobiele telefoon tussen zijn schouder en wang en graait met zijn andere hand naar een winkelmandje.
In de niet nader te noemen biologische supermarkt werken vooral stagiaires. Zo ook vandaag. ijverig vult een meid met lang blond haar een een uitstekend achterwerk de schappen met sojamelk bij. Haar conventionele aantrekkelijkheid vormt een interessant contrast met het gemiddelde winkelpubliek van het ecoparadijs. De hipster beent op haar af. “Waar staat de quinoa?” vraagt hij gejaagd, met de klemtoon op de ‘n’. “De quinoa,” herhaalt hij voor de stagiaire kan antwoorden.
“Ik geloof dat de quinoa op is,” antwoordt de stagiaire even later. “Al sinds gisteren, toen was er ook al vraag naar. In de loop van de week zal het wel weer binnenkomen. We hebben wel couscous, of bulgur.” De hipster kijkt alsof de stagiaire hem zojuist gevraagd heeft een knobbelige zoete aardappel in zijn achterste te steken. Zijn ogen staan groot en verwilderd. “Nee, dank je. Gluten zijn niet lief voor mijn bloedsuikerspiegel.” Ik frons mijn wenkbrauwen en laat even op me inwerken dat ik die zin zojuist door een volwassen vent heb horen uitspreken.
“We hebben ook glutenvrije couscous,” zegt de stagiaire in een poging behulpzaam te zijn. “Op basis van maïsgries.” De hipster trekt wederom zijn neus op. “Geen vezels, alleen maar suikers,” wijst hij het alternatief af. “Niet lief voor mijn darmen. Maar toch bedankt.” Ik slik een proestlach in, wat ontaardt in een hoestbui. Ik wend me tot de stagiaire. “Sorry,” zeg ik, “maar heb je ook dropjes? Lief voor mijn keel.”