Koppen

YarivanHalem 9 okt 2015

Het voetbalteam waar ik vroeger in speelde werd getraind door Ahmed. Een kinderboekenschrijver die was gevlucht voor het militaire regime in Turkije. Ik geloof dat hij zijn vrouw was verloren en naar Nederland kwam in de hoop op een beter leven. Op zoek naar geluk of vluchtend voor onheil. Ik weet niet of daar een wezenlijk verschil tussen bestaat, maar voor ons deed het er niet toe. Ahmed was trainer en kwam van de club.. Hij trok op regenachtige zaterdagen kalklijnen in de modder, wist de gouden formule voor mierzoete aanmaaklimonade en was de enige die de bal precies goed oppompte: niet te hard en niet te zacht. Stukken beter dan de ballen van de coach want die kreeg niemand van de grond.

Voor Ahmed’s training durfde ik niet te koppen. Als de bal op ooghoogte mijn kant op kwam, sloot ik mijn ogen, verkrampte, en liet de bal in een halfslachtige krachtsinspanning over me heen suizen. ‘Te hoog’, riep ik dan naar mijn teamgenoten, die ook wel gezien hadden dat ik die bal op mijn knieën nog had kunnen hebben. Totdat ik training kreeg van Ahmed dus. ‘Ik ga jullie leren scoren met de kop,’ zei hij, terwijl hij met zijn hand op zijn voorhoofd sloeg. Elke week oefenden we en wanneer er een bal in ging trok Ahmed zijn hesje uit en rende hij rondjes over het veld alsof hij een vliegtuig was.

In dat seizoen speelden we een beladen wedstrijd tegen de jongens die onze enige neger in de heenwedstrijd steevast ‘zwartkijker’ hadden genoemd. We spraken af om ze geen centimeter ruimte te geven, maar begonnen slecht en stonden in de rust met 2-0 achter. De tweede helft werd onze zwartkijker, die onze beste verdediger én aanvaller was, rechtsbuiten gezet. Aan zijn hand kwamen we terug tot 2-2. Met nog 5 minuten op de klok kregen we een corner. Iedereen – inclusief keeper -ging naar voren want gelijkspelen was voor ons hetzelfde als verliezen. Vlak voordat de corner werd genomen liep Ahmed achter de goal langs. Hij keek me aan en sloeg op zijn voorhoofd. ‘Koppen, koppen!’ Even later kwam de bal mijn richting op. Ik deed m’n ogen dicht en zwiepte mijn hoofd richting de bal. Hij lag erin. Mijn teamgenoten renden in extase naar me toe maar ik keek naar Ahmed die langs de lijn sprintte terwijl hij zijn armen spreidde alsof hij op wilde stijgen. ‘Goaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaal!’ riep hij. Ik hoop dat Ahmed toen gelukkig was.