Ik mis mijn vader
Een dun zonnetje, het is best koud. Toch zit ik hier graag om in alle rust naar het nog aanwezige groen te kijken in combinatie met de vallende bladeren.
‘Goedemorgen, wat een ellende hè? dat gedoe met dat Oranje. We missen een leider’ – een mannetje met een te grote pet komt naast me zitten. Zijn hond ploft neer in het gras.
‘Zegt u dat wel,’ zeg ik. ‘Je zal maar opeens in Oranje terechtkomen, gelijk je niet welkom voelen. Ik begrijp die inwoners overigens wel: de verhouding tussen het aantal vluchtelingen en inwoners is natuurlijk scheef. Net wat u zegt, we missen een daadkrachtige leider.’
Verbaasd schuift het mannetje zijn pet wat naar achteren en zegt: ‘Oh… dat, ja, maar daar heb ik het toch niet over. Kan mij het schelen. Daar heb ik helemaal geen invloed op. Ze doen maar! Ik heb het over die lamzakken van Het Nederlands Elftal met die getatoeëerde armen en gekleurde voetbalschoenen.
‘Oh…’ zeg ik nu op mijn beurt.
Hij doet een balletje in een soort stok die bedoeld is voor luie mensen of voor ouderen die hun armen niet zo goed meer kunnen bewegen. Hij maakt een zwaai en zegt: ‘Pak de bal maar, jongen.’
De hond kijkt het balletje na, maar legt gelijk zijn kop weer in het gras.
‘Kijk, dat bedoel ik nou,’ zegt het mannetje over zijn zwarte Labrador. ‘Zelfs hij is niet vooruit te branden: wat een ellende, dat Oranje. We hebben toch geen leider meer! En ik mag het misschien niet zeggen, maar toch doe ik het: het ligt aan de mentaliteit van die donkeren. En weet u wat het is?’
‘Nou…?’
‘Je mist komend jaar die gezelligheid, zoals de oranje tompouces. Zelfs mijn vrouw is dan te genieten; ja, wel als Oranje speelt. Ze kankert dan tenminste niet als ik weer voetbal kijk. Ik kijk dan gewoon in de huiskamer in plaats van het kleine kamertje. Ze worden bedankt…
Kom, Memphis, we gaan naar huis, ik heb het koud. Had ik dat beest maar nooit zo genoemd… Gegroet mijnheer.’
Ik kijk naar links. Daar waar die huizen nu staan heb ik ontelbare wedstrijden met mijn vader gezien.
Zwarte kicksen en ’blanke’ armen. Zou het wat uitmaken? Het ging toen ook al om ‘het rendement’, ‘het scorend vermogen’, en ‘hun’ hebben gezegd – ik kijk richting Betondorp.
Inderdaad, de gezelligheid: wat mis ik mijn vader!