Een te groot glas
Weifelend vertel ik iemand dat ik het even allemaal niet meer weet. Is mijn glas nu halfvol of zit ik opgescheept met een halflege? Alleen al door het uitspreken van de halflege mogelijkheid krimpt mijn maag ineen. Verward kijk ik mijn tafelgenoot aan. Als een basisschoolonderwijzer wijst hij naar het midden van een glas dat hij van tafel pakt. "De helft red jij nu even niet. Je glas is te groot." Het duurt heel even voordat het tot mij doordringt. Een te groot glas. Dat is ook nog een optie. Te veel hooi. Mijn vork kan het niet meer aan.
Het dertigersdilemma ontwikkelt zich vaak als een storm in een te groot glas water. De dertiger wilt alles en meer. Het luxeprobleem dat er keuzes te over zijn, maakt hem of haar hebberig. Maar een maakbaar leven leidt niet altijd tot het maken van de juiste keuzes. En dus komt de onrust. Wat als je fout kiest? Om een keuzeverlamming te voorkomen, maakt de dertiger één keuze. De keuze om alles te doen. Om alle ballen in de lucht te houden en dat nog goed te doen ook. Sterker nog, om dat beter te doen dan de rest. Het glas wordt met de dag groter. Maar de inhoud blijft intussen achter, want jongleren is niet voor iedereen weggelegd.
Mijn tafelgenoot gaat vervolgens verder. Een te groot glas is volgens hem niets nieuws. Het is van alle tijden. Napoleon compenseerde zijn lengte met een zo groot mogelijk glas. Hij wilde alles en iedereen veroveren. Dat hiervoor honderdduizenden troepen sneuvelden, deerde zijn grootheidswaanzin niet. Maar zijn glas bleef leeg. Hetzelfde gold voor George W. Bush. De overmoedige Texaan promootte zijn Bushdoctrine zonder de kritiek van andere wereldleiders aan te nemen. Met een te groot glas voor ogen trok hij de VS terug uit verdragen die zijn beleid belemmerden, zette hij milieuwetgeving naar zijn hand en pompte miljarden in defensie. Het werd een staartdeling zonder einde. De problemen stapelden zich op en niemand die Bush van zijn Napoleoncomplex kon bevrijden.
Ik zie ineens alles helder. Hooi, keuzes, Napoleon en Bush. Ik ben mijn tafelgenoot dankbaar. De verongelijkte komma’s in mijn mondhoeken maken plaats voor een glimlach. Een te groot glas kan ik aan. Een halflege niet. Ik stap opgelucht op mijn fiets. In ‘te groot’ schuilt een nieuwe uitdaging. Dat glas ga ik vullen.