De kudde met een uitzondering.
Vrijdagmorgen. Laatste keer. Ik zit al vijf minuten te wachten op de bel. Bij het geluid van de antieke bel sta ik op en sprint naar de deur om naar buiten te komen. Heb ik nog wel voeten? Als tweede kom ik bij de boom. Gered. Gelukkig. Ik laat even mijn armen rusten op mijn knieën en sta dan weer recht. ”Ja! Varkentje is ‘m! Het heeft als laatste de boom aangeraakt,” zegt het schaap met de rotte adem. Ik kan mezelf wel voor mijn hoofd slaan. Mijn arm doe ik voor mijn gezicht. Langzaam huil ik. Alweer ik. Ik tel. Verman jezelf. Loze woorden. Als ik bij één ben, doe ik mijn arm aan de kant en kijk om me heen. Niemand. ”Opnieuw! Je telde te snel!” hoor ik aan mijn rechterkant. Ik zucht. ”Bekijk het maar! Ik doe niet meer mee!” roep ik. ”Spelverpester!” krijg ik terug. Ik voel een duw in mijn rug. Ik draai me om en ren erop af. Met tranen in mijn ogen en een vuist in de lucht sta ik voor hem. De jongen waar ik ooit als kleuter verkering mee had. De jongen waar ik altijd dolblij naar toe fietste na school. Was het per ongeluk of expres? Trillend van woede laat ik mijn vuist hangen, ik kan het niet. Ik voel een harde duw en val met mijn rug tegen de muur.
Ik kijk op. Met betraande ogen kijk ik ze aan. De grote populaire kudde. De meest walgelijke, kudde schapen die ik ooit heb gezien. Met mijn rug sta ik tegen het raam. Huilend laat ik me zakken totdat ik met mijn hoofd het raam raak. De zon schijnt zacht tussen de kudde door. Ik wrijf met een hand over mijn neus. Warm. Bloed. Ik zucht. ‘Vies vuil varken,’ hoor ik hard in mijn oor. De woorden halen mijn andere oor niet. ‘Je bent gek,’ hoor ik terwijl er tegen mijn schenen word getrapt. Au. Dat was pijnlijk. De woorden dan. Je bent niet gek. Zacht zeg ik de woorden tegen mezelf. Ik veeg de lange blonde plukken haar voor mijn gezicht weg. Ik sluit mijn ogen. Weer raak ik met mijn hoofd het raam. Ik open mijn groene ogen en kijk iemand aan. Woedend. Machteloos. Ik probeer te schreeuwen maar mijn stem lijkt te zijn verdwenen.
Het eindigde met een knal. Dit was de laatste keer dat ze me te pakken hadden. Van alle twintig mensen die erbij stonden is er één meisje geweest die er een leraar bij heeft gehaald. Zij hoorde niet bij de kudde schapen en zal dat waarschijnlijk ook nooit doen. Het is bijna tien jaar geleden dat het is gebeurd maar ik herinner het me nog als de dag van gisteren. Niet de pijn of de woorden komen er als eerste bij me op. Maar dat ene meisje dat een deel van mijn leven heeft gered