Atletiek schept een band
Gerard wilde eens testen die avond in het voorseizoen. Had de afgelopen weken veel op snelheid getraind. 600 meter had hij in gedachten. Wij vonden dat een goed idee. Na de saaie lange wintertrainingen eindelijk op volle snelheid raggen. Dat was lang geleden. Wim, de materiaalman hoorde ervan en haalde spontaan de stopwatches op het secretariaat, zodat wij ook konden klokken. En zo geschiedde het. Tot de echte baanwedstrijden begonnen mocht ik de stopwatch lenen van Wim. Digitale klokjes kenden we nog niet.
Het bankje voor de kleedkamer nodigde uit om eerst gewoon maar even te gaan zitten, te kijken, wat te mijmeren in de zon. De atletiekbaan lag er mooi bij, de bomen van het park strekten zich even uit. André en zijn meiden waren al vertrokken. Rudi was onderweg. Kraaien beheersten het luchtruim en in de verte op het gras huppelende konijntjes. Het was stil, de benen kriebelden.
Ik kleedde me altijd om in de tweede kleedkamer van rechts. Mijn vaste plek. Eigenlijk heeft iedereen wel zijn vaste plek in een vaste kleedkamer. Dat is denk ik zo ingebakken in de mens. Wij hadden Frans in de kleedkamer. Hardlopen werkte als zangzaad op hem. Onder de douche blèrden wij soms luidkeels met hem mee, want zijn gezang was besmettelijk. Met Frans was het omkleden altijd een feest.
Om de hoek in de kantine, ruwe bolster blanke pit, zaten de kilometervreters van marathontrainer Leo. Dat was een gezellige club. Na het lopen van zulke grote afstanden hadden zij al die consumpties vast wel verdiend. Fien was van de koffie, tante Nel was er toch voor de kinderen en het snoepgoed.
Eendagsvliegen kwamen en gingen. Terwijl Eric zich weer eens klaarmaakte voor de vertesprong wachtte Jeroen ingetogen zijn beurt af. Theo tufte op zijn minitractor naar de overkant. Jos regelde alles. Trainer Joop coachte, voorzitter Rien leefde met de atleten mee en Cees volgde Aida op de voet. Hij noemde zichzelf soms ook wel Steeple-Cees, want dat was zijn specialiteit.
En wij trainden, op tijd en afstand, door weer en wind, met het klokje in de hand. En wij droomden van gouden prijzen op de baan, in het bos, op de weg, van het kampioenschap van het land. En wij volgden trouw ons schema op de letter, op het gevoel tot soms wel over de rand. En wij liepen, wel iedere dag. We stonden ermee op gingen ermee naar bed, met de trainer bijdehand. We waren scherp, we liepen hard, we waren erop gebrand. Atletiek, het is geen teamsport, maar toch , het schept een band.