Vakantieplezier van de armoe
In mijn jonge jaren gingen wij als familie ieder jaar naar Groet op vakantie. Naar een zomerhuisje. En altijd op de fiets, want dat was gezonder, vond mijn vader. Hij had weken van te voren aan de fietsen geknutseld en het waren in die tijd beslist geen topmodellen. Ze kregen het predicaat vervoermiddel en je kon ermee fietsen. Daar was alles mee gezegd. Zelf was ik binnen de familie de enige die houten klossen op zijn trappers had, want anders kon ik niet bij het zadel. De fiets was op de groei gemaakt en ik lag als een professionele wielrenner voorover. Een noodgedwongen, onnatuurlijke houding, die gaande weg steeds meer pijn in mijn rug veroorzaakte.
Koffers, tassen en dekens gingen achter op de bagagedrager. Van de snelbinders werd het uiterste gevergd en een beetje onwennig, en slingerend van het gewicht, vertrokken we. Mijn twee broertjes zaten ieder in een zitje bij mijn moeder. Een voorop en een achterop. We waren nog geen kilometer van huis toen ik de steile brug op moest rijden. Mijn fiets kraakte en kreunde aan alle kanten. Af en toe trapte ik door de ketting heen zodat ik met ware doodsverachting voorover schoot en voorkomen moest worden, dat mijn edele delen met de stang in aanraking kwamen. Weliswaar toen nog een klein zakje: maar toch. De pijn was me bekend.
Halverwege de rit knapte mijn snelbinder. De koffer schoof meteen naar de zijkant van mijn fiets waardoor ik mijn evenwicht verloor en met mijn zak op de stang belandde. De rubberen bal die ik had meegenomen, stuiterde gelijktijdig over het fietspad voor de wielen van mijn moeder, die met mijn broertjes in het helmgras verdwenen. Ze begonnen allebei spontaan te janken en door de schrik, was mijn vader mij aan het uitfoeteren. Hij verweet mij verkeersveiligheid, gebrek aan oplettendheid en nog veel meer. Die rubberen bal had ook niet moeten worden meegenomen. Met geen woord sprak hij over die gare snelbinder. Het rubber was zodanig uitgedroogd, dat een stevige rukwind de snelbinder al had kunnen verpulveren.
Na dit kleine familiedrama, maakte mijn moeder van de nood een deugd want kort daarop zaten we met z’n allen op een rijtje in het helmgras. Met in de ene hand een plastic bekertje met aangelengde limonade en in de andere hand een boterham met gebakken ei. Het vakantiegevoel begon al gestalte te krijgen.