Thuis-thuis

Het nieuwe jaar is inmiddels begonnen. Voor velen een tijd waarin je vele tot nu toe onbekende termen zult horen. Thuis-thuis. Ik krijg al een benauwd gevoel zodra ik deze term hoor. Dit kan te maken hebben met het feit dat thuis-thuis mij doet denken aan een metaforische navelstreng die ik al als een strop om mijn nek voel knellen zodra ik hem hoor. Toch is dit iets wat voor velen een normale manier is om te refereren naar het ouderlijk huis. Een vrouwelijke huisgenoot, nog vers ruikend naar de ontgroeningsweek, gebruikt de term om te refereren naar waar haar ouders wonen. Het huis waar zij is opgegroeid, en waar zij haar vele knuffels, diverse dromen en waarschijnlijk haar onschuld heeft achtergelaten. En ook het accent waar ze mee sprak in de regio heeft zij al na een week in de toko ingewisseld voor de kenmerkende manier van spreken met de “kak R” die we allemaal kennen van de lullo’s uit Jiskefet. Deze is natuurlijk onlosmakelijk verbonden met het studententenleven. Hoe dan ook, het hele punt van op jezelf wonen is wat mij betreft afstand creëren tussen jou, en daar waar je vandaan komt. Waarom? Om je eigen identiteit te vormen. Hierbij hoort een eigen thuis. Het laatste wat je daarvoor nodig hebt is een term die dat volledig ontkracht. De realiteit klopt aan. Of is dat die Oost-Europeaan die door je huisbaas is ingehuurd om de batterijen in je afgeplakte rookmelder te vervangen. Dit is nu je thuis. Daar staat de keukentafel vol met half opgedronken biertjes achtergelaten door laffe borrelaars. Daar staat de torenhoge afwas omdat jullie natuurlijk al volwassen genoeg zijn en daarom geen schoonmaakschema nodig hebben. En daar ligt iemand naast je in bed die gisteravond na een leuk gesprek nog zeker 100% de ware was en toch bij dat laatste biertje aan de keukentafel niet verder kwam dan 50%. Thuis-thuis, de overtreffende trap van thuis. Terwijl thuis eigenlijk de ultieme bestemming hoort te zijn. Misschien hebben sommigen jaren nodig om die navelstreng door te knabbelen. Voor mij is thuis de plek waar ik woon. Waar ik kruipend aankom nadat ik mijn laatste biertje heb leeggedronken. Ja, helemaal leeg. En als ik dan bij mijn ouders op bezoek ga, dan ben ik visite. Ook al weet ik dat mijn ouders ongetwijfeld tegen vrienden zeggen “mijn zoon is dit weekend weer even thuis”. Voor mij is mijn thuis al lang niet meer jullie thuis. Mijn thuis is net als die van jullie enkelvoud. Ook al voel ik mij ook bij jullie meer dan thuis.