pup in opleiding, even boodschappen doen

Petra Bijdevaate 2 sep 2015

We gaan weer op pad, ik samen met Menno, mijn 6 maand oude pup in opleiding voor blindengeleidehond. Even de dagelijkse boodschappen doen in de super bij ons om de hoek. Normaal gesproken een bezigheid van een kwartier, hooguit twintig minuten.
Onderweg begon het al, ‘Mevrouw, is dat een blindengeleidehond?’
‘Nou, daar is hij nu nog wat jong voor, maar het is wel de bedoeling dat hij dat gaat worden als hij groot is’, antwoord ik en loop rustig door. Menno had niet eens door dat we aangesproken werden en zo heb ik het graag.
Maar hij was nog niet klaar met vragen.
‘Mag ik hem aaien?’
‘Nee, dat mag je niet’.
Het jongetje blijft om me heen dralen, hij zal een jaar of acht zijn.
‘Waarom niet?’
Ik blijf staan en draai me naar hem toe.
‘Als deze pup later een blinde baas heeft moet hij hem overal netjes langs en omheen leiden. Zodat zijn baas zich niet stoot en veilig over straat kan lopen. Daarom leer ik de pup nu al dat hij altijd gewoon door moet lopen als er gepraat wordt en hij zich niet af laat leiden.
Wanneer ik jou of andere mensen hem laat aaien, wordt hij steeds afgeleid en kan hij niet meer goed opletten. Eigenlijk, net als dat jij in de klas bent, dan moet jij ook opletten en mag ik niet voor het raam gaan staan om je af te leiden.
Als ik met de pup aan de riem loop is hij eigenlijk ook gewoon aan het leren, net als jij op school. Als ik hem los laat mag hij spelen, net als jij op het schoolplein in de pauze’.
Het jochie kijkt me aan en knikt.
Die logica lijkt hij wel te begrijpen.
‘Ga je hem dan loslaten?’ vraagt hij in een laatste poging.
‘Nu niet, hij moet mij nu eerst helpen met de boodschappen halen’.
‘Oké, doei. En weg is hij.
Ik loop met een glimlach verder.
Tijdens het boodschappen doen komt er een mevrouw naast me staan.
‘Ik zou hem zo graag even willen aaien, ik vind het zo knap wat ze doen!’
‘Jazeker is het heel knap wat ze doen, maar als hij geaaid wordt moet ik weer helemaal opnieuw beginnen met hem netjes mee te laten lopen en zeggen dat hij alles en iedereen moet negeren.’
‘Ow, dan zal ik dat maar niet doen’.
Mevrouw kijkt Menno nog eens strak aan en van binnen zucht ik, aankijken is misschien wel net zo erg.
Tot ze tegen hem begint te praten.
‘Ja, jij bent een echte knappert hoor, ik zou het niet kunnen hoor, ik vind jou zo lief’!
‘Mevrouw, nu leid u hem alsnog af’.
‘Ow, echt?’ Ze kijkt me verbaasd aan.
Ik lok Menno mee en vervolg mijn boodschappen, op naar het volgende trainingsmoment.