Mannetjes
Daar staan ze weer. De mannetjes. Pretlichtjes in de ogen. Handen in de zakken. Kin omhoog, buik naar voren. Gefascineerd kijken ze naar het schouwspel voor zich. Een stille glimlach om de mond. Gesproken wordt er niet. Dat leidt slechts af van de activiteit die hen woordeloos met elkaar verbindt. Een stil verbond die hen van individu tot een groepje maakt waar grote mannen weer even klein lijken. Waar vervlogen jongensdromen tot leven komen. Hunkerend staan ze achter het hek. Als aannemers van hun eigen Lego-toren.
Een stukje verderop sta ik. Pretlichtjes in mijn ogen. Fiets in mijn hand. Gefascineerd kijk ik naar het schouwspel voor mij. Stille glimlach om mijn mond. Ik spreek niet, maar denk slechts: ‘Wat is dat toch met mannetjes en bouwplaatsen?’ Wat is dat toch met die fascinatie voor steen en beton? Uren kunnen de mannetjes staan. Niets zeggend, slechts verwonderend. Kijkend naar de werklui die al zwoegend steen voor steen de hoofdrol spelen in hun natte droom. Op deze leeftijd werkt cement beter dan viagra. De opwinding die dit schouwspel hen brengt houdt ze in ieder geval langer in extase dan hun vrouwen ooit hebben mogen meemaken.
Ik zie ik zie wat jij niet ziet. De opwinding van de bouwplaats reikt bij mij echter niet verder dan de aanblik van die ene mooie bouwvakker.
Terwijl ik de fascinatie heus wel begrijp. De kunst van het bouwen. Het is net zoals bij Lego. Maar is het alleen dat? Is het echt alleen de hang naar instructie, constructie en productie die de opwinding in de oude mannenbroeken teweeg brengt? Ik geloof het niet. Het geheim ligt dieper, het verlangen is groter.
Verlangen naar vervlogen tijden. Naar de tijd dat de bouwplaats nog hún wereld was: jong, sterk, vitaal. Waar dromen in opbouw en the sky the limit was. Progressie die met iedere steen sterker werd. Klimmend naar de top. Niet wetende dat dit niet alleen het hoogtepunt, maar ook het eindpunt zou zijn. Dat destructie niet lang meer op zich zou laten wachten. Net zoals dat potje viagra.
Het hek markeert de grens tussen nu en toen. Tussen wat is en wat is geweest. Maar de mannetjes treuren niet. Ze zijn al lang blij dat het hek geen muur is. Dus staan ze daar. Kijkend. De aanwezigheid van hun ouderdom als stilzwijgend verbond. Het cement wordt gestort. De handen gaan nog wat dieper in de zakken. En de pretlichtjes branden als nooit tevoren.