Klaagbrief
God, wat een rotweer hè. ‘Ja, pff het lijkt al net herfst!’ Yes, ze vindt me aardig. Als je samen klaagt, mag je elkaar. Zo werkt het. Klagen brengt de Nederlanders samen. Als iemand mij namelijk vraagt wat ik leuk vind in de wereld, weet ik niet zo gauw wat ik moet zeggen. Weekend en wijn drinken. Maar dat vinden de meesten van ons. Maar als je aan me vraagt wat ik niet leuk vind, tja dan komt mijn ware aard naar boven. Dikke juryleden in kookprogramma’s die alleen ‘lekker’ als commentaar geven. Dat je van eten houdt zien we zelf ook wel maar wat maakt het goed? Of charmante mannen die zodra je een biertje in je hand hebt, meteen moeten melden dat je ‘kut’ ervan gaat stinken. Of gewoon natte sokken. Als je het dan met me eens bent, hebben we tenminste iets om over te praten. Of om over te klagen. Maar maakt dit mij dan een naar zeikwijf, en Nederlanders een ontzettend zeikvolk?
Prima, klagen kan ook zinloos zijn. We wonen in Nederland, het zal nu eenmaal een keer een buitje vallen. Maar het lucht ook zo lekker op, het kletst zo lekker weg, het schept zo’n warme band. Want laten we nou eerlijk zijn, als jij dadelijk na die vervelende uren vertraging en dat dringen bij de treindeur, neerploft naast die stinkende man, die half natte krant pakt en deze column leest, dan is het toch heerlijk om te zeggen ‘Bah wat een zeik verhaal.’
Klagen zit in ons bloed en daar is niks ergs aan. Wij Nederlanders drukken graag ons ongenoegen uit en daar mogen we trots op zijn. Niet genoegen nemen met wat je hebt, kan je alleen maar verder brengen in de toekomst. Willem van Oranje klaagde waarschijnlijk over de Spanjaarden en leidde ons naar afhankelijkheid. Maar ook in 1998 toen Theo Tempels klaagde over het feit dat hij zijn beschuiten niet heel uit de rol kreeg en dat leuke inkepinkje aan de zijkant bedacht, heeft het ons verder gebracht naar een betere wereld. Wat klagen wel niet teweeg kan brengen. Behalve dat rotweer, dat zal wel niet veranderen.