Keuzes, keuzes, keuzes
Ik zit in de trein. Stukken landschap flitsen voorbij. Een koe hier en daar. Schattige boerderijtjes. Het is rustig in de coupé en daar geniet ik van. Terwijl ik naar buiten staar, zink ik weg in gedachten. Opeens ben ik een paar uur terug in de tijd. Daar stond ik dan, als een hulpeloos hertje. ‘Nu kiezen!’ sprak ik mezelf toe. Het ging niet. Ik kreeg het niet voor elkaar om de spreekwoordelijke knoop door te hakken. Voor mij is het keer op keer een hel. Het moment dat ik een keuze moet maken, verschrikkelijk. Zou hier een praatgroep voor bestaan? ‘Hoi, ik ben Liselotte en ik ben verslaafd aan het weglopen voor keuzes.’ Haha, en dan met zijn allen heel moeilijk kijken. ‘Ok, Liselotte. En hoe voel jij je hierbij?’ ‘Nou, helemaal kut.’
Nee, dit gaan we anders doen. Vandaag begin ik ermee. Ik ga niet meer weglopen voor keuzes. Ik ga ze maken. Of zoiets. Dus, hier zit ik dan. Ik liep op Rotterdam Centraal en ben een willekeurig perron opgelopen. Ik weet niet eens waar de trein naar toe rijdt. Wat ik wel weet, is dat ik er pas uitga als ik mijn keuze heb gemaakt. ‘Het komt wel goed.’ zeg ik tegen niemand in het bijzonder.
Iemand tikt per ongeluk tegen mijn knie en ik ben weer terug op aarde. O ja, ik zat in de trein. Buiten is de aanblik van landschap inmiddels vervangen door die van gebouwen. Ik kijk naar de jongeman tegenover me en dan pas zie ik het. Zijn prachtige ogen. Ik verdwaal, ik verdwaal compleet in een oase van blauwheid en opeens ben ik eruit. ‘Ik weet het’ mompel ik zacht. ‘IK WEET HET!’ ik schreeuw inmiddels door de coupé en een aantal mensen kijken geïrriteerd op van hun ongetwijfeld belangrijke bezigheid. De trein is begonnen met vaart minderen en ik sta op. ‘Dankjewel’ zeg ik tegen de aangename verassing met blauwe ogen. ‘Ik ben je eeuwig dankbaar!’ ik omhels de jongen en hij kijkt me verbaasd aan. ‘Dankjewel waarvoor?’ hoor ik hem nog vragen maar ik ren de trein al uit. Ik weet wat me te doen staat.
Na zo´n anderhalf ben ik weer terug in de bouwmarkt. De jongen die me vanochtend hielp, is nog steeds aan het werk op de verfafdeling. Hij ziet me niet aankomen. ‘Hoi!’ roep ik. ‘Ik ben er weer!’ Hij kijkt me verschrikt aan. ‘Mevrouw’ zegt hij. ‘Ik wil u erop wijzen dat wij zo onze deuren gaan sluiten. Ik heb geen tijd om weer drie uur naar uw gebakkelei te luisteren. Wilt u alstublieft morgen terug komen?’ Ik glimlach. ‘Ik begrijp je bezorgdheid’ zeg ik. ‘Maar ik kan je geruststellen, ik weet welke kleur ik wil. Het wordt blauw.’