Kanker lelijk ben je
Je bent kanker lelijk. Met je kanker lelijke rotkop. Niet mijn woorden, wel woorden die je zomaar naar je hoofd geworpen kunt krijgen. Zo loop ik door de stad, en ben ik enigszins in gedachten onderweg naar een werkgroep over het hoorcollege van die ochtend, wanneer een jongen van een jaar of 15 mij passeert. Ik merk dat hij me aankijkt, waarop hij me recht in mijn gezicht vertelt dat ik kanker lelijk ben. Zijn vriend, die ik eveneens een jaar of 15 schat, voegt daar nog aan toe dat ik een kanker lelijke rotkop heb.
Geen moment komt er een gevoel van woede in mij op, noch voel ik mij gekwetst. Het is de verontwaardiging die de overhand heeft. Wat komt er in godsnaam in je op als je zo’n opmerking maakt? Is het soms een gevoel van pure euforie? De rest van de dag laat de gedachte aan deze jongen mij verre van los, het heeft me volledig in zijn greep. Hoe zou zo’n jongen het vinden wanneer zijn moeder of zus zo wordt uitgescholden door vreemden op straat?
Achteraf had ik misschien mondiger moeten reageren, maar toch hield iets me tegen. Dat schijnt een ongeschreven wet te zijn, dat vrouwen bepaalde opmerkingen van mannen maar moeten pikken, ongeacht of de opmerking beledigend of vleiend is. Hoe vaak wordt een vrouw wel niet nageroepen op straat, waarop ze vervolgens dient te doen alsof ze het niet hoort?