Jij
‘He, pssst!’, fluister ik en kijk je geheimzinnig aan. Je buigt naar me toe en ik check of m’n collega niks hoort. Als ik zeker weet dat deze net doet alsof hij enorm druk is met melk inschenken, zeg ik: ‘Wil je er ook zout en peper op?’ De gelukzaligheid die van jouw gezicht afstraalt is wat mijn dag goed maakt. ‘Ik ben blij’, zeg je. Terwijl je dat zegt, kijk je me aan met je twinkelende ogen en een gevoel van nederigheid vult mij. Je eet je broodje ei met net zoveel smaak als ik rundercarpaccio gehuld in een balsamicodressing met zorgvuldig gedrapeerde eendenleverkrulletjes weg zou schransen. ‘Ben jij ook blij?’, vraag je. Ik veeg onopvallend een beetje kwijl van m’n hand aan het tafelkleed af en glimlach. ‘Ja, ik ben ook blij!’. Ik mag voor jou zorgen.
Je gooit je beker van je af en probeert mij bij m’n arm te grijpen. Ik voel hoe je nagels in mijn huid knijpen en maak mezelf los. Ik duw je rolstoel iets van me af zodat je niet meer bij me kan komen. Je begint op je arm te bijten en krijst tot je blauw aanloopt. Ik blijf je neutraal aan kijken, terwijl je met moeite weet uit te brengen: ‘Jij begrijpt mij niet!’ Rustig pak ik je beker van de grond en zet deze weer op tafel. Ik kijk je aan en je ijsblauwe ogen priemen in de mijne. Zacht praat ik tegen je: ‘Ik weet dat je morgen bezoek krijgt. Ik weet dat dit spannend is en dat mag. Dat mag je ook gewoon zeggen. We doen het vandaag gewoon rustig aan.’ Je kijkt beteuterd van je af en veegt de tranen van je gezicht. Als ik even niet oplet pak je de beker van tafel en drinkt je koffie op. Als je je beker op tafel zet en ik je een knipoog geef, zeg je: ‘Jij maakt mij vrolijk.’ Ik kom voor jou op wanneer je er zelf niet toe in staat bent.
Je laat je op de grond vallen en probeert je aan een ieder die in je buurt komt vast te klampen. Jouw handen graaien als klauwen in het rond en wanneer niets je houvast geeft, sla je jezelf hard op je hoofd. De totale ontreddering klinkt door in je stem terwijl je huilt. En ondanks dat kan ik niet anders dan je vast pakken en stevig vast te houden tot je weer rustig bent. Alles om maar te voorkomen dat het niet escaleert, dat je jezelf of anderen pijn doet.
Langzaam kom je weer bij zinnen. De grenzen die je zocht heb je gevonden. Heb ik jou gegeven. Ik veeg het snot, zand en de tranen van je gezicht en samen lopen we verder. Het is mijn missie jou te beschermen.
Ik moet zien, horen, voelen en spreken voor jou en alle anderen die hier niet toe in staat zijn. Mijn werk. Jij.