Ik kan nog geen kip slachten
Toen ik opgroeide was alles nog simpel. Er waren weinig auto’s, spelen op straat was normaal. Je had roomsen, protestanten en rooien. Wij, hervormd, hadden meestal ruzie met de roomse jongens van de overkant. Rond oudjaar bestookten we elkaar met vuurwerk. Voor de rest was het gewoon schelden en knokken. Zomers, dat duurde voor m’n moeder ruim 8 maanden, droeg je een korte broek. Haar filosofie: een gat in je been groeit dicht en die in je lange broek niet. Zo groeiden we op. Vluchtelingen kenden we alleen uit geschiedenisboekjes, zoals de Hugenoten.
Vluchtelingen tsunami
Maar de tijden zijn veranderd. Ons land kent wel tientallen geloven en de straten zijn overvol met auto’s. Twee auto’s per gezin is tegenwoordig normaal. De Nederlander bestaat allang niet meer: ons land kent inwoners uit alle windstreken van de wereld. Ons land is een echte multiculturele samenleving. En nu er duizenden vluchtelingen uit Syrië en Lybië onze kant opkomen rijzen de vragen: Kunnen we dat wel aan? Zijn het er niet te veel? Zitten er soms terroristen tussen?
Zondebok en zo
Begrijpelijk is het wel. Je hoopt dat het goed gaat. Er gaan veel stemmen op om grenzen te sluiten. Opmerkingen van “als je dochter straks verkracht wordt, praat je wel anders” vliegen door de lucht. Maar gek hè, de moordenaar van Marianne Vaatstra was gewoon een Nederlandse boer uit de buurt. Terwijl eerst alle vingers richting vluchtelingen gingen. Ik vind het kortzichtig om een op drift geraakte bevolkingsgroep zo over één kam te scheren. Jodenhaat is zo ook begonnen. En we weten allemaal waar dat toe geleid heeft.
Geweldloos beroep
Ik kan dan wel aardig met mond en pen uit de voeten. De racefiets en de penseel bieden me ook tal van kansen. Maar iets doden, nee, dat heb ik niet. Een gewonde vogel red ik liever, dan dat ik ‘m de nek om draai. Mijn opa slachtte zonder blikken of blozen een kip als het nodig was. Ik verwijderde me dan liever. Ik heb er niets mee. Mijn opa was tenslotte politieman in hart en nieren. Hoewel ik een uniform best wat vind hebben, heb ik nooit overwogen soldaat of agent te worden. Geweld staat me tegen. Logisch dat ik koos voor het beroep van leraar , waar ik zorg en hulp kon bieden. En nog steeds, ik kan nog geen kip slachten.