Gods wil
Zeg nooit dat het Gods wil moest zijn.
Niet tegen de vrouw wiens zwangerschap te vroeg is afgebroken of de vrouw die op het oog geen kind kan krijgen, niet tegen de man die onlangs zijn partner is verloren of de dappere knaap die ernstig ziek is en op leven en dood er wat probeert van te maken. Waag het niet je lippen te branden aan Gods wil voor het gehandicapte kind van die zanikende dame die je van de club kent. Zij heeft het zwaar, net als jij wanneer iemand op de proppen komt met een zogenaamd troostend hemels gebod die zijn weerga niet kent in leed dat buiten het jouwe valt. Zeg nooit dat het zo moest zijn. Niet tegen de slachtoffers van een natuurramp of tegen je onvriendelijke buurman die bestolen is, niet tegen die asociale hangjongeren die eindelijk klappen hebben gehad of het lieveheersbeestje op school dat wordt gepest vanwege haar vroomheid. Maar dan besluit terug te slaan, met geweld. Een zoveelste ramp op scholen. Nee. Gods wil? Die stroom aan vluchtelingen? Dat koekje van eigen deeg? De rampen? De oorlogen? De persoonlijke ongelukkigheden en diepe ellende van een mens? Wanneer? Als het jou goed uitkomt? Of wanneer je met een mond vol tanden staat?
Negen van de tien keer, en ja, ik ben een gelovige, wijden wij heilige woorden aan een doel dat wij daarmee vruchteloos verklaren.
Woorden zijn als pijlen. Wat troostend gegeven kan worden, kan worden verteerd als bitter. Wat bedoeld is als bitter, kan breken.
Zeg nooit dat het Gods wil moest zijn. Niet als je het niet zeker weet. Laat Hem het maar opknappen. Slik zouteloze woorden in en sta op! Neem verantwoordelijkheid in plaats van voor de in jouw ogen verantwoordelijke te spreken. Help elkaar. Steun elkaar. Sta voor elkaar op en kom met iets anders dan een pijl die nooit zelf geschoten zal worden uit de hemel.
Want dat, lieve mensen: is Gods wil. Zorg voor elkaar.