Begrafenistoespraak
“Hè, hè, eindelijk, eindelijk is hij dood! Ik heb nog nooit in mijn leven zo een verschrikkelijke vent meegemaakt als deze werkelijk wel zeer ongelikte beer, laten we hem T. noemen, want een echte vader is hij natuurlijk nooit geweest. Hij kon zijn vrouw en kinderen eigenlijk alleen maar uitschelden, kleineren, pesten, intimideren en slaan. Voor de buitenwereld, de meesten van jullie, leek hij een aardige kerel, altijd vol grapjes en een lach en snel voor iedereen klaarstaan. “Ja, zet je fiets hier maar neer joh, ik heb ruimte zat en daar bij die bushalte wordt hij toch maar gestolen”. Maar als hij vroeger, toen de familie nog bij elkaar was, thuiskwam, veranderde de stemming binnen snel, want je wist nooit wanneer zijn bui zou omslaan of hoe hij zou gaan reageren. Soms kreeg je gewoon een knal voor je kop als je recht voor je uit keek. Dan had je maar naar links moeten kijken. Een andere keer werd je onder de tafel totaal in elkaar geslagen, omdat je volgens hem een te grote mond had. Vijftien jaar heeft het geduurd voordat ik uit huis ging en zeventien jaar voordat mijn moeder bij hem wegging. Ze heeft niets meegenomen en geen alimentatie gevraagd, en ook niet gekregen trouwens. Een paar jaar later ben ik hem weer gaan bezoeken. Zelfs zijn huis opgeruimd en schoongemaakt. Maar het was nooit goed. Nooit goed genoeg, Vroeger ook al niet. Toen dacht ik wel eens, als ik nou zijn schuur helemaal netjes opruim, zal hij mij wel aardig en lief vinden. Maar nee hoor, als hij dan thuiskwam en hij zag de schuur dan begon hij te schreeuwen en te tieren. Dat hij nu alles kwijt was en helemaal opnieuw kon beginnen en wilde hij mij weer in elkaar timmeren. Het ergste was de laatste tijd dat als ik bij hem was dat hij dan vertelde wat hij voor verschrikkelijks in de krant had gelezen. Daar stond dan bijvoorbeeld een artikel in over een vader die zijn kinderen regelmatig sloeg en dan zei hij: “Wat een rotzak hè? Zij kinderen slaan, hoe durft hij! En hij kwam er nog bijna mee weg ook!”. Dan zei ik maar niets, maar mijn bloed kookte eigenlijk. En nu is hij dood, eindelijk.”