Aanrijding met persoon
“In verband met aanrijding met persoon is geen treinverkeer mogelijk tussen Nijkerk en Amersfoort.” – aldus de speaker op het perron.
Ik sta niet op dat perron. Nee, ik zit in die trein. Die trein waar iemand voor is gesprongen.
Ik kom te laat voor mijn college, mijn buurman gaat het vliegtuig missen, mijn achterbuurvrouw heeft een belangrijk tentamen en twee vierzitjes verderop zit een vakantieganger die er allemaal niks van begrijpt. We zijn flink chagrijnig en checken hoe de batterij van onze smartphones langzaam leegloopt terwijl we onze ergernissen op Twitter, Facebook en Instagram uitten, #treinleven.
Ik denk aan hoe ik zelf vanochtend bij het ontbijt een blauwwitte capsule doorslikte: mijn dagelijkse portie ‘geluk’, of antidepressiva, in de medische wereld. Had dat deze persoon niet ook kunnen helpen? Ik denk aan hoe ik zelf weer af en toe een zonnestraal mag voelen, na een lange periode van gitzwarte bewolking. Ik mag nu met een kleine glimlach en een brak studentenkoppie in deze trein stappen, op weg naar een dag college waar ik me misschien wel ondankbaar ga zitten vervelen. Maar een jaar geleden, kon ik mijn bed voor niks uitkomen en was zappen naar een andere zender al te veel moeite. Ik was depressief.
Joost Zwagerman is afgelopen week overleden, hij pleegde zelfmoord, net als “onze springer”. Ook toen gebruikten we Twitter en lieten 802 mensen weten wat zij ervan vonden op ‘NuJij’. Medeleven voor de familie en vrienden, de achterblijvende kinderen en voor het hele land om het missen van deze literaire God.
Jammer genoeg, is dat niet de reactie die loskomt in deze treincoupé. Ik durf te wedden dat alle passagiers in deze trein bijeen, nog geen gat kunnen graven zo diep als dat waar “onze springer” zich in bevond. De angst, het verdriet, de eenzaamheid en het verlangen naar rust vallen in het niets bij het geklaag. Helemaal alleen heeft deze persoon afscheid genomen van de wereld, onze wereld. Of alleen? Wij zijn er toch een beetje bij.
Eerlijk? Ik had nog nooit van Joost Zwagerman gehoord. Maar kennelijk hebben we een poos in hetzelfde schuitje gezeten. Ik ben blij voor de mensen in mijn coupé dat ze elke dag mogen opstaan zonder een zak met stenen op hun rug. Dat zij zich niks kunnen voorstellen bij de oorlog in het hoofd van de persoon onder onze trein. Ik ben blij voor hen, dat zij zo reageren als zij doen.
En bedenk stilletjes in mijzelf, dat ik van geluk mag spreken dat ik deze slopende ziekte heb kunnen overwinnen.