Op audiëntie bij God.
“Hallo God, Bent u daar? Ik vraag om een audiëntie.”
“Ja? Roept u maar!”
“Ik wil weten waarom ik besta.”
“Alweer? Goh, nou ja, is goed hoor. Je bestaat om het bestaan zelf. De aarde is. Vruchtbaar. Net als jij.”
“Bedoel je dat ik kinderen moet krijgen?”
“Nee, ik zeg dat je vruchtbaar bent, vol potentie.”
“Maar, wat moet ik met al die potentie?”
“Ben je het vergeten? Ik zal je helpen; je hoeft alleen maar te zijn. Daar waar jij het leuk vindt.”
“Oh ja. En hoe zit het dan met kinderen krijgen?”
“Haha, omdat dat op je wishlist staat? Als laatste? Lieve schat, je mag en kunt kinderen krijgen. Ja. Je bent vruchtbaar. De enige vraag is: Wil je nu kinderen?”
“Ik denk er wel over na ja, een kind op vriendschappelijke basis. Maar nu wil ik het nog niet nee. Mijn verlangen naar vrijheid is groter.”
“Dan heb je daar je antwoord.”
“Maar als ik weer een relatie krijg begin ik weer met projecteren, groeit het moeder wordt verlangen en daar mee ook de benauwdheid. Hoe ga ik daar mee om?”
“Zit je nu in die situatie?”
“Nee.”
“Dus hoef je je er niet mee bezig te houden. Alles dient zich aan zoals nodig. Op de juiste tijd. Geef je over aan je eigen-wijsheid.”
“Langzaam. Overgave. Adem. Alles heeft zijn eigen tijd.”
“Juist.”
“Amen.”
“Amen :-).”
“Nog één ding; je mag genieten hoor.”
“En nog één ding; vraag vanavond maar een sigaret aan iemand.”
“Hahaha, zei U dat nou of ik?”
“Dat is hetzelfde. Je schreef het zelf eerder al; ik ben jij en jij bent ik. Niet vergeten te vragen he?”