Ode aan Amsterdam

itspoisoned 31 aug 2015

Schat, wat ben je mooi. Van je Marokkaanse taxi’s tot je dragqueens bloot gekleed. Je kleine steegjes vol geheimen tot aan je parken zo mystiek. Een zachte zomerbries blaast een pluis van mijn neus. Duizend duiven loeren naar benee, zoals zij zingen durft geen ander, schaamteloos, in ‘t openbaar. Groene bedden van gras waarin je ons verzamelt als de Zon je kust. Een helderblauwe lucht. Door naar je sfeer in de Jordaan, André lachend op de stoep. Vermiste katten kruipen door het kattenluik, bij een ander op de bezoek. Tot aan de junks die in je schuilen, niet ver van de coffeeshop op de hoek. Ze verkopen me fietsen, gisteren vers gejat. Zodat ze morgen hun neus weer poederen kunnen. Zo snuiven we cultuur. Laat me je tekenen als een kind zij het niet met pen. Precies op de momenten van heimwee of verlangen, wanneer ik het allermeest van je houd. Ik ben een kind in een attractie, speciaal op maat gemaakt. De brug gaat weer dicht en ik betreed je ring van kleine straatjes, kinderkopjes met in het midden kleine groene boompjes – want zuurstof moet je toch. Ontwijk wat trams en fiets langs je rode ramen die door haar kleur iedereen doet blozen, terwijl je dacht dat je dat niet kon. Nooit ga je slapen, ook al gaat ieder een naar bed. Jij bent altijd wakker, als de waakhond over allen. Je verstopt de stoute mensen in je onverlichte straten zodat je ons niet laat vergeten dat gevaar in een hoekje zit. Blijven we allert. Drie kruisjes tatoeages, zo vereeuwigt men je naam. Scherven op ’t trottoir resten vodka in de gracht. Littekens van leven zo laat je je gaan. Stadse geluiden kruipen door mijn open raam als ik lig, in mijn bed, in jouw armen. Het stadse gesuis waar menigeen immuun voor geworden is, maar dat we horen wanneer het er toe doet -en lachen, glimlachen het toe.