De witte weduwe

Ik word wakker, ik ruik haar zoete geur.
Ze ligt naast me, de witte weduwe.
Het licht schijnt op ons, terwijl ik haar naar me toe rol.
Ik adem haar adem in, alsof het de mijne is.
De witte weduwe, nooit praat ze over haar verdriet.
We praten nooit eigenlijk. We doen ook niets om echt over te praten.
Vroegen deden we nog aan lachen.
Zij versterkte mij, maakte mij zweverig.
Als twee aparte polen stonden we los, tegenover elkaar.
En lang dwarrelde we rond elkaar.
Maar nu voel ik haar verdriet op mijn schouders.
Ze heeft wat van mij.
Mijn lust om te leven, want met haar voel ik me dood.
Ze heeft haar zelf weer weduwe gemaakt.
Dit is de laatste keer dat ik van haar geniet.
En dan stop ik ermee.
Ik rol haar dicht, en lik de plakrand.
Ik moet echt stoppen met blowen.