Spoor 1
In mijn ochtendsacherijn op het kille perron van Spoor 1 verdeel ik de treinreizigers in groepen:
In de eerste plaats zijn er de Meelopers. Zolang de trein nog niet in zicht is zijn ze moeilijk te herkennen. Ze staan net als de meeste mensen stil op het perron, maar kijken wel wat vaker in de richting van waaruit de trein moet komen. Ze staan als het ware in de startblokken. Is de trein eenmaal in aantocht, dan komen ze in beweging. Ze hebben namelijk een onbedwingbare drang om met de trein mee te lopen. Blind voor de andere reizigers, die op het perron staan te wachten tot de trein stopt, lopen zij naast de deuren van de nog rijdende trein.
Vervolgens zijn er de Rekenaars. Zij hebben precies vastgesteld waar ze moeten staan als de trein tot stilstand is gekomen. Bij tegel driehonderd kun je straks instappen. Stiekem zouden ze die tegel willen markeren als op Koningsdag: Bezet! Ze zijn niet van die plek af te krijgen. De Rekenaars zijn daardoor de natuurlijke vijanden van de Meelopers.
De Voordringers hebben recht op een zitplaats en dat recht nemen ze ook! Omdat de Meelopers en de Rekenaars er eerder zijn, gaan de Voordringers recht voor de deuren staan. Om de trein te verlaten moet je om hen heen lopen of ze opzij duwen. Soms stokt de rij uitstappers even en dan gaan ze meteen naar binnen tegen de stroom in. Als de Meelopers en de Rekenaars de treincoupé inlopen zitten de Voordringers al lang en breed op een plekje, verdiept in een krantje.
De Dagjesmensen kennen de forensenregels niet. Zij gaan normaal nooit met de trein en vragen aan iedereen op het perron of de volgende trein wel op hun bestemming zal stoppen. Als ze eenmaal met koffer of tas zijn ingestapt lopen ze niet verder dan het portaal. Bang als ze zijn om hun station te missen blokkeren zij de uitgangen. Bij elk station controleren ze nog even bij de nieuwkomers of ze écht wel in de juiste trein staan.
De Vouwfietsers zijn diehards die hardnekkig vasthouden aan hún recht om te reizen met zo’n onooglijk en onhandig ding. Er is nauwelijks ruimte maar de medereizigers maken toch plaats. Bang als ze zijn voor blauwe plekken en vieze kleding.
Tenslotte zijn er de Zeikerds. Die ergeren zich in de ochtendspits aan alle treinreizigers. Gelukkig hoor ik dáár niet bij.