Slappe excuses voor Kimberley
Edelachtbare, snik, snik. Ik wist niet dat ze pas zestien was. Echt niet. Had ik het maar geweten dan was ik niet naar dat hotel gegaan. Snik, snik. Wat ben ik toch een ongelofelijke sukkel! Ik ben een goed mens, Edelbijtgare. Echt waar. Ik had alleen wat hulp nodig en dacht dat zij me die kon geven.
Mijn edele deeltje is al jaren als een soort leeggelopen ballon, Edelsteenbare. Een lege ballon die is blijven liggen na een mislukt kinderfeestje van een verstandelijk gehandicapt rolstoelgebonden jongetje dat Ronald heet. Snik, snik. Sterker nog, ik BEN dat jongetje, Edeltastbare. Je suis Ronald! Kwijlend zit ik in mijn rolstoel en kijk over mijn schouder naar het rubberen hoopje ellende dat verfromfraaid in een hoek ligt te verpieteren. En ik schreeuw ertegen. Ik krijs hysterisch. Kom op! Je kunt het! Zwel op! Maar er gebeurt niets. De plooien en rimpels verraden dat hij ooit nog vol van verlangen majesteus door de kamer zweefde. Als een trotse zappelin, Edeltopzware. Maar daar is nu weinig meer van te zien. Vergane glorie. Het ontzielde relict dat ik hier nu toon aan U (bewijsstuk 6b), heeft zijn laatste tango gedanst op dinsdag 8 mei, 2009. En het was niet bepaald in Parijs kan ik u vertellen, Edelklinkklare. Het was in fucking Broekhuizenvorst.
En neem dan mijn vriendin. Mijn arme, lieve Geertruide. Neem haar alstublieft, Edelneukbare. Want zij, en niet ik, is hier het werkelijke slachtoffer. Zoals ze al jaren worstelt met mijn probleempje. Het is een wonder dat ze al die tijd bij me is gebleven. Wat een engelengeduld! Je zou haar eens moeten zien, Edelbrandbare. Als een kloekmoedige cliniclown probeert ze tevergeefs een ballondier te smeden van mijn flubbertje. Een paard, een olifant, of misschien dan nog een vrolijk kwispelend hondje. Maar ze komt niet verder dan een geplukte kip of een soort uitgehongerde hagedis, Edelweisbare. Ze blaast en ze blaast, maar ze krijgt er nauwelijks een pufje lucht in. Soms een beetje. Maar telkens als hij wat lijkt op te zwellen dan glipt hij ineens weg vantussen haar gretige worstenvingers. Hij vliegt sputterend en fulminerend door de kamer en slaat te pletter tegen het plafond. Geertruide valt volledig buiten adem en hyperventilerend op de plavuizen van onze woonkeuken en huilt. En ik huil ook een beetje. We huilen samen, Edelaaibare. Zonder ook maar een geluid te maken, huilen wij samen een rivier.