Wassenaarse kindsoldaten
Als je de supermarkt binnen komt zijn ze nergens te bekennen. Er heerst altijd een doodse stilte. Als panters zitten ze verscholen achter bosjes, auto’s en winkelwagens met hun nieuwe slachtoffer in het vizier. Ik hoor het gefluister: “Noord-Afrikaanse uiterlijk, 30 – 35 jaar oud, 1.90 m lang en slank postuur”. Terwijl ik me nietsvermoedend een weg probeer te banen tussen de hanggroepouderen die de gangpaden in de supermarkt tot bezet gebied hebben verklaard, ben ik bezig met mijn eigen morele issues. Bij elk product op mijn boodschappenlijst stel ik mijzelf de vraag of ik voor de biologische variant moet gaan. Ik verlaat de bezette gebieden en loop richting de grenscontrolepost en betaal netjes mijn boodschappen die net boven de 10 euro uitkomen. “Wilt u nog dierenplaatjes?” vraagt de kassière. “Ja, waarom niet” zeg ik. Nog voordat ik de dierenplaatjes kon wegmoffelen in mijn zak voel ik de stemming in de supermarkt omslaan. Er ontstond beweging in de buitenwacht. Ik begin heen en weer te lopen tussen de kassa waar mijn boodschappen nog liggen en de bak waar de oude dozen in zitten totdat ik me besef dat ik helemaal geen doos nodig heb. Ik span mijn beenspieren. Er valt een lichte druppel transpiratie van mijn voorhoofd op mijn arm. Kunnen ze het aan me zien? Word ik verraden door iedere blik die ik werp? Je bent niet de enige die dierenplaatjes bij zich heeft, herhaal ik steeds. Uiteindelijk kom ik aan bij de uitgang. In de reflectie van de schuifdeur zie ik mijn lege blik. Een blik van een kind dat is betrapt terwijl het iets stouts doet. De eerste guerrillastrijder stapt naar me toe. Bewapend met grote ogen, twee te schattige staartjes en een tekort aan voortanden spreekt ze me aan. “Heeft u dierenplaatjes?” vraagt ze. Mijn hart bonst. Het dendert mijn borstkas uit. Ik sta nog maar net stil of er komen er meer op me af. Ze zien eruit als aasgieren die bereid zijn om alles te geven om hun deel van het karkas op te eisen. Weer vraag ik me af of iemand iets doorheeft. Inmiddels ben ik omsingeld. Ik kan geen kant meer uit. Het lijken wel de kindsoldaten van rebellenleider Freek Vonk, maar het zijn gewoon de straatkinderen van Wassenaar. Ik kijk naar rechts en zie een andere klant uitdrukkingsloos voor zich uit staren. Betrapt. Ik geef mezelf over want ik realiseer me dat het de enige manier is om hier uit te komen en overhandig de plaatjes aan het meisje. Als ik een poging waag om "Wat zeggen we dan?" te vragen onderbreekt ze me met “U kunt nu gaan"….