Niet bijzonder, hooguit vervelend

ErikJ 30 jun 2015

Acht uur ‘s ochtends, de trein naar Utrecht. Niet echt bijzonder, hooguit vervelend. Door mijn slaperige ogen zie ik een man aankomen lopen. Een grote donkere man met lang zwart haar. De stoel naast mij is nog vrij, hij stopt en ik verwacht dat hij gaat zitten. Niet echt bijzonder, hooguit vervelend.

Terwijl mijn ogen al weer langzaam dichtvallen, dringt het tot me door dat die man nog steeds naast me staat. Ik doe mijn ogen open en kijk de man vragend aan. Hij kijkt me aan met zijn grote donkere ogen. ‘Zou ik naast u mogen komen zitten?’ vraagt de man. Ik kijk de man met verbazing in mijn ogen aan. Sinds wanneer zou je moeten vragen of je naast iemand mag zitten in de trein denk ik bij me eigen. Ik kijk weer naar de man, die met nog steeds met zijn grote ogen aankijkt, wachtend op antwoord. Ik probeer een antwoord te formuleren voordat dit echt te ongemakkelijk wordt. ‘Uh maar natuurlijk meneer’ zeg ik al stamelend. De man knikt vriendelijk en neemt naast me plaats. Bijzonder, maar niet vervelend.

Ik kijk de man met een schuin oog aan. En ik denk aan wat er zondag in het Zuiderpark gebeurt is. Een 42-jarige man uit Aruba die is overleden tijdens of kort na zijn arrestatie. Ik denk aan het filmpje dat ik zag op internet van de arrestatie. Ik besef dat die man die naast me zit, net zo goed die 42-jarige man uit Aruba had kunnen zijn. Op internet werd gereageerd dat de politie racistisch was, omdat ze anders met de man waren omgegaan omdat hij uit Aruba kwam. Ik vond dit complete onzin.

Maar was ik zelf net ook niet enigszins racistisch geweest. Ik vond het niet bijzonder dat die man naast mij zou komen zitten, hooguit vond ik dit vervelend. Wat ik wel bijzonder vond was dat die man mij vroeg om naast mij te zitten. Bijzonder vond ik dit, niet vervelend. Was die man die ik nu al vijf minuten aan het aankijken ben niet veel beleefder dan menigeen Nederlander?

De trein was inmiddels al op mijn eindbestemming aangekomen. Ik stapte op, ik keek de man naast mij nog één keer aan. Hij glimlachte vriendelijk en zei: ‘Bedankt, fijne dag nog meneer’. Met verbazing keek ik de man aan, een enigszins ongemakkelijk zei ik niet meer dan: ‘Hetzelfde’. Ik liep de trein uit. Het was een treinreis die wél bijzonder was, niet vervelend.