Gezelligheid in de morgen: met groep 5 in de trein
Opgelucht liet ik me vandaag op de treinstoel vallen. Ik had me twee uur verslapen en was in 16 minuten van mijn bed naar het station geraced. Met mijn schoolboek voor mijn neus had ik tot Amsterdam centraal een rustige reis. Dat was daar echter snel over: een basisschoolklas stapte enthousiast babbelend mijn coupé in.
Na de zomervakantie stop ik met mijn studie Journalistiek, om te beginnen aan de Pabo. Toen ik ‘Internationale machtsverhoudingen na 1945’ (welke gek noemt zijn boek zo?!) wegstopte om te luisteren naar de gesprekken van de zojuist binnengekomen kinderen, was het dus net alsof ik het studie switchen alvast een keertje in het klein deed. Ik schatte dat dit groep 5 was. Toevallig is dat de klas waar ik straks zelf voor wil staan, dus ik concentreerde me vol belangstelling op de gesprekken om me heen.
Aan de overkant van het gangpad zaten drie jongetjes. Zodra ze plaats hadden genomen begonnen ze met een spelletje. En ik moet bekennen: ik snapte er niks van. Ze hielden allemaal hun handen voor zich uit met één vinger uitgestoken. Vervolgens tikten ze elkaars hand aan en dan kwam er een vinger bij. Of twee. En als alle vingers uitgestoken waren, was die hand af. Dit deden ze op hoge snelheid, blijkbaar had dit spel een duidelijke logica, ook al zag ik deze niet. We waren al bijna bij Amsterdam Amstel toen ik het op gaf. Kinderlogica gaat volwassenenlogica blijkbaar te boven.
Verderop in de trein deed de meester (jaa meester! Dat zie je niet veel meer tegenwoordig.) een quiz met een stuk of zes meisjes. “Een quiz speciaal voor groep 5”, hoorde ik hem tegen een andere leerkracht zeggen. Hahaaa, ik had dus goed ingeschat dat het groep 5 was, schouderklopje voor mezelf. Wat ik níet had ingeschat, was hoeveel kinderen uit groep vijf eigenlijk al weten. “Op welke leeftijd mag je stemmen?” “Achttien!!” “In welke maand is Prinsjesdag?” “September!” De meisjes gilden om het hardst de goede antwoorden. Verward zat ik voor me uit te staren. Wist ik toen ik negen was al wanneer ik mocht stemmen? Ik wist in elk geval niet in welke maand Prinsjesdag viel, dat is zeker. Hoe komen die kids zo slim?
Op Utrecht moesten we er allemaal uit. De klas liep gillend en schreeuwend van enthousiasme langs. De juf glimlachte verontschuldigend naar de rest van de reizigers. Met een brede glimlach keek ik terug. Ik kan niet wachten tot ik zelf mag.