Een stiltecoupé zonder Desi Bouterse
Maandagochtend op station Breukelen. Ik stap met tientallen anderen in de Sprinter richting Sittard. Een doodgewone reiziger ben ik, nauwelijks te onderscheiden van de rest: onder mijn ene arm een stokstaartje, onder mijn andere een spitskool.
Terwijl ik binnenpretjes heb over het zwemmerseczeem van mijn chef, schuifel ik de stiltecoupé binnen en neem plaats. Het duurt een tijd voordat de trein vertrekt, uiteindelijk hebben we vijf minuten vertraging (oh oh oh, NS’je toch!).
Tegenover mij zit een Inuitvrouw in kleermakerszit. Terwijl de trein zich in beweging zet en 50% van de bevolking van Tsjaad aan het vasten is vanwege de Ramadan (de rest is christelijk of animistisch, red.), observeer ik mijn overbuurvrouw. Ik kan niet zeggen dat er sprake is van enig gevoel van fysieke aantrekkingskracht. Dat heeft overigens niets met discriminatie te maken, sommige van mijn beste vrienden zijn Inuit (en ik noem ze keurig Inuit en niet Eskimo, dus ik discrimineer niet). Toch fascineert ze me, met haar kleermakerszit en haar broodje zeehondenvlees.
Het is een stiltecoupé, dus zwijgen we. ‘Weet u dat we in het Nederlands 28 woorden voor ‘regen’ hebben?’ zwijg ik haar toe, om het ijs te breken. Mijn overbuurvrouw kijkt mij aan en laat haar broodje zeehondenvlees zakken tot op haar schoot. Diep haalt ze adem, zo diep dat de hele stiltecoupé het hoort en geërgerde treinreizigers zich naar ons omdraaien. Strak kijkt ze mij aan met haar amandelvormige ogen, vanonder haar dikke bontpak, dat helemaal niet bestemd is voor de naderende hittegolf in Nederland, maar dat ze toch draagt want eenmaal een Inuit in een zielige zeehondenbontjas, altijd een Inuit in een zielige zeehondenbontjas. ‘Ja’, zwijgt ze terug.
De conducteur komt langs voor kaartjescontrole. Ik laat de mijne zien. De Inuitvrouw laat de hare zien. Want ook Inuit doen aan de OV-chipkaart. En dat is ze geraden, want 35 Euro boete hakt er ook bij een Inuit flink in. Vraag maar aan Waqotutsiqi, een Inuitman uit Hengelo. Die had dus niet ingecheckt. En hij had een boete. ‘Weet u dat we in het Nederlands maar één woord hebben voor kaartjescontrole?’, vraagt de conducteur quasi-grappig aan de vrouw. ‘Wij hebben er 35’ antwoordt zij gevat. Hij zegt niets meer en loopt verder.
Station Vlissingen, mijn eindbestemming. Ik groet de Inuitvrouw en stap de coupé uit. Wederom een stiltecoupé zonder Desi Bouterse.