De ergernissen van het examencircus

Voorjaar 2010, middelbare schoolexamens. Ik herinner het me als de dag van gisteren. In de brandende zon liep ik richting de kleedkamers van de gymzaal, het podium voor de Toetsen des Oordeels. De gymzaal gaf me telkens een flashback naar groep 5, toen ik met mijn achterwerk in een spijker viel die ergens in de hoek van een achterstallige gemeentegymzaal zat te wachten op een pechvogel als ik. Gevolg? Met juf Marjan van de kleuterklas zeven hechtingen laten zetten in mijn rechterbil.

Die middag liep ik als een pinguïn de klas binnen, terwijl alle nieuwsgierige oogjes op mij waren gericht. Dat vond ik vroeger wel tof – zeker oogjes van de meisjes, maar een stoere schaafwond is iets anders dan zeven hechtingen in je bips die ervoor zorgen dat je alleen nog maar op je linkerhelft kunt zitten. ‘Hebben ze wel het goede gat dichtgemaakt?’ was een originele grap die deze dag zo’n 886 keer voorbijkwam.

Maar goed, tot zover mijn persoonlijke trauma van groep 5. De examens! Rijen tafels naast elkaar, strakke gezichten. Vlak voordat het examencircus kon losbarsten werd er op mijn middelbare school gebeden. Veel heviger en langer dan normaal, wat mij het gevoel gaf dat ik blijkbaar nóg meer kracht nodig had voor ‘t examen Economie. Zo van: ‘Yannick, je gaat er echt helemaal níets van bakken vandaag, maar misschien krijg je wat extra hulp zodat je in ieder geval de juiste datum noteert.’

En dan het startschot. Op de seconden, want stel nou dat scholieren in Nergenshuizen meer tijd zouden krijgen dan examenleerlingen in Schubbekutteveen. Je begon te pennen voor je leven, alsof je op een onbewoond eiland zat en met de laatste inkt flessenpost moest versturen in de hoop alsnog gered te worden. Sommige examens waren een makkie, andere leken net hiërogliefen die je eerst een halfuur moest ontcijferen om erachter te komen wat ze nou precies bedoelen. Bij vraag 2 rook je langzaam de emmers vol angstzweet en lichaamsvocht.

Maar transpiratiestank was niet het ergste. Ik kon me vooral ergeren aan de medescholier die leegliep als een luchtkussen en ‘n walm salami met yogidrink in je gezicht blies. Of die ene docent die tijdens zijn controlerondje ineens bleef staan. Ik heb astma, maar hij dacht dat ik in soort hoest-codetaal het examen aan het maken was met iemand die 80 meter verderop zat. Oké, eerlijk gezegd heb ik dat toen ook geprobeerd. Totdat mijn klasgenootje na afloop vertelde dat hij met een dubbele kuch ‘geen idee’ bedoelde in plaats van antwoord B.