Dag mammie
Ik had een toelating voor mijn studie, mama ging mee: voor de auto en gezelligheid. ‘Hoe ging het, heb je een goed gevoel?’ vroeg ze, toen ik ‘s middags weer de auto instapte. Nog voordat ik kon antwoorden schoof ze een roze pakje op mijn schoot. Een kadootje. Het bleek een klein, oranje leren katje, met een rits en een haakje. ‘Eh,’ stamelde ik, ‘goh, wat schattig!’ Mama vertelde uitgelaten waar ze het had gekocht en dat ik er mijn sleutels in kon bewaren, en ik vroeg me af of het twee of drie dagen zou duren voordat het katje in de stofwoestijn onder mijn bed zou belanden, never to return.
Drie weken later, ik moest voor mijn werk naar Den Haag, mama wilde mee: voor de auto en de gezelligheid. Op de terugweg lag ik uitgeteld op de achterbank, tot mama me wéér een pakje gaf. Het bleek een klein canvas tasje, met een rits en een belletje. En de opdruk van een kat. Lachend. Met een koptelefoon op. ‘Mama,’ zei ik ditmaal aangedaan, ‘waarom? Wat kán ik hier mee?’ Ze mompelde iets over sleutels, ik kreeg een brok in mijn keel.
Mijn grote hobby dezer dagen is zoeken naar studentenkamers en te pas en te onpas naar mijn ouders roepen: ‘Wacht maar tot ik weg ben, jodelahéé!’. Ik word niet mishandeld, mijn ouders zijn fantastisch en mijn huis schoon en zalig. Maar ik ben bijna negentien. Net geslaagd, klaar voor wat nieuws. Weg uit Ermelo, weg van de ‘Waar ga je heen?’ en ‘Is dat niet te koud?’. Na elke jodelahee glimlachte mama wat, zei niks. Ik ben haar enigste kind, de enige die zij ‘moppie’ noemt. Degene tegen wie ik ‘s ochtends graag aan kruip als ze nog warm van de slaap is, degene die lacht als ik lach en huilt als ik huilt. Die, toen één nacht het huilen niet wilde stoppen, papa uit bed bonjourde en om klokslag drie uur met mij Frozen keek. Mijn mammie, die ik binnenstebuiten en achterstevoren ken, van wie ik alles, alles, álles weet. Die er altijd is geweest. Dat houdt nu op. Zodra ik vertrek wordt dat steeds minder. Zo gaat dat. Maar nu ik er nog ben wil ik graag nog wat zeggen, zodat ze het zwart op wit zal kunnen lezen. Mam, ik hou zíelsveel van je. Ik stop de sleutels van ons huis in een baboesjka-kattenconstructie, zodat ik dagelijks aan je denk. En de sleutels naar ons huis nooit kwijt zal raken.