Berenklauw

Doortje Baltus 16 jun 2015

Op mijn gammele, studentikoze fiets fietste ik naar de sportschool. Op het kaartje stond dat we moesten verzamelen in de hal. Ik keek om me heen en schrok me dood. Als ik realistisch naar mezelf kijk, vind ik mezelf niet dik, maar ook niet heel dun. Als ik mezelf vergeleek met de meiden in de groep, was ik de morbide obesitas van de groep. Dunne meisjes, strakke billen, strakke buiken, perfecte sportkleding en bovenal: perfecte paardenstaarten. Tot mijn verbazing waren er ook gigantische mannen. Brede schouders en dit keer ook strakke billen. Met lichte paniek waggelde ik als het lelijke eendje naar de groep met de vraag of dit de bootcampgroep was. Helaas, ik had gelijk. Opeens kwam daar de instructeur. Intens sarcastisch vroeg Commando Beer of iemand moeite had om vijf kilometer aan één stuk te rennen. In mijn hoofd stak ik met veel paniek mijn hand op, maar in de praktijk was dit anders. Na vijf minuten en hyperventilerend hoorde ik achter mij maatje 32 tegen maatje 34 zeggen dat ze nog een paar kilo kwijt moest. Ik wist: dit ging zwaar worden.
Na tien minuten rennen waren we bij een grasveld in een bos aangekomen. De Beer brulde dat we even een rustmoment hadden en ik plofte neer op het gras. Ik voelde zweet op plekken waar ik eerder nog nooit zweet had gevoeld. Mijn adem was oncontroleerbaar en snel genoeg wist ik dat dit geen rustmoment was. Allemaal liggend in de cirkel werd er geroepen dat we veertig sit-ups gingen doen. Om mij heen zocht ik naar oogcontact met lotgenoten. Helaas was niemand een lotgenoot en kreeg helaas oogcontact met de Beer. “Hoger, hoger, ik zeg HOGER!” Na deze krankzinnige actie ging Beer weer verder. Men stond zonder vloek en zucht op en renden weer verder. Ik probeerde weer voor in de groep te blijven, maar het lukte niet. Als een stel Duitse Herdershonden ging de groep achter de losgeslagen Beer aan. Ze renden voor hun leven alsof ieder moment de overstroming van het water zou komen. Met dit tempo konden ze ieder moment in Georgië zijn. Mijn lichaam ging langzamer vooruit. Waar kon ik me met deze losgeslagen dierentuin verstoppen? Niemand keek op of om, iedereen was voor me en snel verstopte ik me achter een boom in het bos. Een dikke boom, anders zou de Beer me terughalen en opeten. Na twintig minuten kon en durfde ik om te kijken. De groep was weg, eindelijk.
Eenmaal thuis dood op de bank, kwam mijn vriend thuis. Vol medelijden lachte hij me uit. “Zullen we dan maar frietjes halen met een berenklauw?”