Vier euro tachtig
Regelmatig wanneer mijn trein even stilstaat op Amsterdam Centraal, stapt een sympathiek ogende vrouw in die – zonder dat een spoor van gene te bespeuren is – in het midden van de coupe gaat staan en iets roept als ‘Dag allemaal, ik heb net mijn portemonnee in de tas van een vriendin laten zitten. Heeft iemand vier euro tachtig voor een treinkaartje? Je krijgt ‘t zo van mij terug op Utrecht Centraal, waar mijn vriend op mij wacht.’
De eerste keer dat ik dit meemaakte vond ik de stilte die daarop volgde zo oorverdovend pijnlijk, dat ik al snel mijn munten bij elkaar begon te zoeken – ook al wist ik ergens dat ik mijn goede geld nooit meer terug zou zien. Met de woorden ‘fantastisch, dankjewel, ik ben in twee minuten terug,’ nam de vrouw het geld in ontvangst, om uiteraard niet meer weder te keren en hoogstwaarschijnlijk in de mensenmassa op Amsterdam Centraal te verdwijnen, op zoek naar een volgende naieve forens in de middagspits.
Ik was erin getrapt. Mooi haar, rood leren jack, open uitstraling. Maar ook mager, een gezicht van de straat. Een goed onderhouden junk, dacht ik, toen ze verdween.
Het werd een bijna wekelijkse traditie, zij het met andere welwillende figuranten. Iedere keer dat ik de vrouw tijdens haar obscure werk gadesla, raken mijn hersenen in een fanatieke tweestrijd. Ergens heb ik bewondering voor de finesse waarmee zij haar spel speelt, anderzijds borrelt een diepe behoefte in mij op die me wil doen uitschreeuwen dat ik nog vier euro tachtig van haar krijg en niet alleen ik, godverdomme.
Vandaag valt haar blik op een groepje Libelle vrouwen. De treinende Libelle vrouw reist zonder uitzondering met een groepje andere Libelle vrouwen, generatie babyboom, leren rugtasjes, de zorgvuldig uitgeprinte vervoersbewijzen in een transparante map op schoot, consequent onderweg naar een uitje, of op de terugweg ervan.
Verwoed denken ze na.
Weer die pijnlijke stilte; het geluid van het gevecht tussen het feilloos dierlijk instinct en de innerlijke barmhartige Samaritaan. De goed onderhouden junk lijdt nooit onder de pijnlijke stiltes, altijd glimlacht ze – in de wetenschap dat het gaat lukken. En het lukt. Een Libelle vrouw overhandigt op liefelijke wijze een briefje van vijf.
‘Misschien komt ze nog,’ zegt ze monter, als we na een half uur Utrecht Centraal naderen.
Ik laat haar in de waan. De goed onderhouden junk versus de Libelle vrouw, ik zal nooit kunnen kiezen.