Op een parkbankje
‘Goedemorgen.’
‘Goedemorgen.’
‘Mag ik naast u komen zitten?’
‘Tuurlijk, gezellig.’
‘Mooi weertje, hè?’
‘Prachtig weertje, lekker zonnetje.’
‘Ze hadden regen voorspeld.’
‘Ze kletsen maar wat. Niets klopt er tegenwoordig meer. De Euro is ziek, het weer is onbetrouwbaar, mijn vrouw had borstkanker en de hond is zwanger van een bastaard.’
‘Is uw vrouw al langer ziek?’
‘Eigenlijk is het begonnen toen de hond met een dikke buik naar huis kwam. Daar werd mijn vrouw goed ziek van, vooral van dat standsverschil en ook nog van het weer in Griekenland waar we op vakantie waren geweest. Daarna ging het bergafwaarts met de economie daar en heeft het hier twee weken achter elkaar geregend.
‘En uw vrouw?
‘Die heeft meteen de eigenaar van die bastaard om een bijdrage gevraagd, een soort alimentatie, begrijp je wel. En daarna hebben we besloten om niet meer naar Griekenland te gaan, dat zal ze leren. Vervolgens heeft het daar ook twee weken aan een stuk geregend. Heel zeldzaam maar wel verdiend natuurlijk.’
‘En uw vrouw?
‘Ik ben inmiddels al lang gescheiden. Een vrouw met één borst en een poedel met een jong dat een kruising is van diezelfde poedel en een bouvier, dat zijn geen lolletjes. En altijd naar Texel begon ook te vervelen na al die prachtige jaren in Griekenland.’
‘En uw vrouw?’
‘Ex-vrouw inmiddels. Die is inmiddels hertrouwd met een donkerbruine Braziliaan. Heeft nu met hem weer een bastaard, een wit-bruin gevlekt meisje dat vloeiend Spaans praat. Ze gaan ieder jaar naar Griekenland op vakantie. Als wraak zogezegd. Ze sturen mij dan een ansichtkaart met witte stranden, blauwe lucht en een prachtige zon.
‘Wat knap van dat kind, vloeiend Spaans!’
‘Mijn ex-vrouw is vorig jaar gestorven. Eerst de tweede borst er af, toen haar linkerarm en haar rechterbeen. Vervolgens haar rechterarm en haar linkerbeen. Kanker hè. Toen wilde ze niet meer en is vanaf de vensterbank van haar slaapkamer naar beneden gehupt. Drie hoog, dat is duidelijk en dodelijk. Bij twee hoog kun je er nog van afkomen met een paar gebroken enkels. Maar die had ze niet meer, begrijp je. Aan je gezicht zie ik dat je het niet begrijpt.’
‘Ik ga maar weer eens. Mijn vrouw wacht met de lunch: gebakken niertjes, hartjes en levertjes. Vers uit het crematorium.’
‘Ik ben ook weg. Ik moet de hond nog ophalen bij de Chinees. Ze zouden er wat moois van maken, lekker knapperig. Heerlijk met Ketjapsaus. Past perfect bij kaalgeschoren poedels.
‘Goedemorgen.’
‘Goedemorgen.’