Marja heeft aambeien
Als ik in de trein zit doe ik graag oordopjes in en doe dan net alsof ik muziek luister. Heel veel mensen trappen daar in en dat is best leuk. Terwijl ik met mijn vingers op de maat van niet-bestaande muziek trommel geniet ik dan mee van gesprekken die niet voor mijn oren zijn bestemd. Zo weet ik bijvoorbeeld dat de kale man in het pak stiekem een hekel heeft aan zijn collega’s, en dat de blonde mevrouw met degelijke sandalen het betreurenswaardig vindt dat de jeugd van tegenwoordig alleen nog maar met ‘van die dopjes in hun oren’ zitten. Ze moest eens weten.
Soms pik ik ook flarden van gesprekken op waarvan ik niet zeker weet of ik ze wel wil horen. Zo zat ik laatst in een nagenoeg lege coupé, samen met Marja en Anja. Geen idee of dat werkelijk hun namen waren, maar ze zagen eruit als een Marja en een Anja. Na een lang gesprek over hun luie echtgenoten, verkondigde Marja uit het niets dat ze last van aambeien had. Ik kon mijn lach nog maar net op tijd maskeren als een kuchje, en bestudeerde zo onschuldig mogelijk de lege stoel voor me.
Hoe bewonderenswaardig ik het ook van Marja vond dat ze hier zo openlijk voor uit durfde te komen, vroeg ik me toch af wat haar bezielde om dit luidkeels in de trein te doen. Mocht ik ooit aambeien krijgen, dan zou ik dit toch lekker voor me houden. Terwijl Anja op samenzweerderige toon vragen stelde over Marja’s onaangename aandoening, schoot er een vraag bij me te binnen. Ben ik misschien te preuts?
Hoe langer ik erover nadacht, hoe overtuigder ik werd. Ja, waarom zou ik ook eigenlijk niet in de trein durven zeggen dat ik aambeien heb? Dat is toch zeker niets om je voor te schamen? Als Marja het durft, waarom ik dan niet? Mijn ogen werden geopend. Er ging een nieuwe wereld voor me open, met Marja als lichtend voorbeeld. Laat haar een inspiratiebron zijn, sprak ik mezelf toe. Laten we allemaal een beetje meer als Marja met haar aambeien worden!
De trein minderde vaart toen we Utrecht naderde. Ik wierp een blik op mijn nieuwe icoon, die zich klaarmaakte om op te staan. Over het geluid van de piepende remmen hoorde ik hoe ze Anja iets toefluisterde. “God, als ik had geweten dat er nog iemand in deze coupé zat had ik nooit iets over mijn aambeien gezegd. Ik schaam me dood!”