Lunch
Piet zat rustig aan de gracht zijn kipnuggets met barbecuesaus te eten. Een simpel wezen. Hij hield niet van drukte en in het bijzonder niet van samenzijn. Piet was een geraffineerd zakenman die graag zijn Russische zakentelefoontjes voerde aan de rand van de grachten van Amsterdam. Zijn thuisbasis. Geboren en getogen.
En zo nu weer. Totdat Jolanda met haar slappe tieten en haar vlotte kapsel naast hem neer plofte en ongegeneerd een Marlboro-peuk opstak. Jolanda was Amerikaanse met zo’n naar zeur accent en voedde je dagelijks met een hoop doelloze informatie. Ze dronk slappe koffie met te veel suiker en was opnieuw té aanwezig voor een doodnormale woensdag aan de gracht. De sfeer was zo ongemakkelijk als het opmerken van het stijve zaakje in de broek van je geschiedenis docent tijdens een hoorcollege. Jolanda bleef praten. Piet bleef mompelen. Voorhoofd diep gefronst. Er voer een boot langs. Zo een die zonder te krimpen onder een brug door kan en dan ook nog eens heel veel mensen kan vervoeren. Toeristen bijvoorbeeld. Wat er toen gebeurde was catastrofaal. In dit soort gevallen stopte Jolanda met praten. Sinds ze hier in Nederland was, in Amsterdam met name, voelde ze absolute verbondenheid met alles wat niet van hier kwam. Ze moest zwaaien, zwaaien moest ze. De drang was onverbiddelijk. Piet keek toe. Zijn kipnuggets waren middels lauw en het eten ging slomer naarmate de spanning van de situatie steeg.
Jolanda was Amerikaanse. En zodoende enthousiast met alles. Ze zwaaide en verloor zichzelf in de ogen van een verdwaalde Texaan. Voor ze het wist lag ze in het water. Spartelend, alle ogen op haar. Piet stond op en slenterde mee met de bocht van de Keizersgracht. De barbecuesaus liet hij liggen. Rust.