Liegen mag (meestal) niet?

petervanheiningen 26 mei 2015

Het is al weer heel wat jaren geleden. Het beeld echter staat in mijn geheugen gegrift. Ik kwam op mijn fiets net van mijn werk. Toen het verkeerslicht groen was, sloeg ik rechtsaf.
Opeens hoorde ik een harde gil, gerem van een auto en toen was het stil. Direct keek ik om. Net achter mij was een oudere vrouw op haar fiets overreden door een vrachtauto. Van haar fiets was niet veel over. Zij lag tussen de voorwielen.
Opeens was het stil. Omstanders stonden als genageld aan de grond. Zonder na te denken gooide ik mijn fiets neer. Deed mijn jack uit en rolde dit op. Snel was ik bij haar en knielde neer.

“Oh, mijnheer, help me alstublieft”, kwam het over haar bleke lippen, “ik heb zo’n pijn.”
Ik slikte, tilde voorzichtig haar hoofd iets op en deed mijn jack eronder.
“Stil maar”, zei ik, “het komt allemaal goed, hulp is onderweg voor u.”
De minuten leken voor bij te kruipen. Ik zag het bloed in haar grijze lokken, stukjes bloemetjesstof en huid op het asfalt. Ze trilde.
“Ik heb het zo koud”, lispelde ze.
Ik wist niets anders te doen, dan haar hand vast te houden en haar te troosten.
Ze keek me aan, kneep in mijn hand en vroeg met een trillende stem: “Ik ga toch niet dood, hè?”

Ik slikte even en antwoordde: “Nee, hoor, het komt allemaal goed, de dokter is onderweg, rustig maar” en veegde haar haar wat uit de ogen. Haar ademhaling ging zwaar.
Eindelijk was de ambulance ter plaatse. Snel namen de verplegers het van mij over en stapte ik naar achter. Het kostte hen nog veel moeite om haar tussen de wielen weg te krijgen. Uiteindelijk werd de vrouw met loeiende sirene naar het ziekenhuis gebracht.

’s Avonds werd ik gebeld door een onbekende vrouw.
“Ik wil u bedanken voor uw goede zorg die u gaf in de laatste uren van mijn moeder, ze is net overleden”, vertelde ze me snikkend.
Ik was er even stil van en antwoordde toen: “Ik heb niets gedaan, ik kon niets doen en nu is uw moeder helaas toch overleden, mijn oprechte deelneming.”
“Nee, mijn moeder vond het fijn dat u er was, u was bij haar en hield haar hand vast, onze dank daarvoor”, zei de dochter.
Ik was uit het veld geslagen en wist niet meer wat te zeggen.

Ik had gelogen.