Levenssprong

Ooit droomde ik over een parachutesprong waarbij ik zonder enige angst de rand van het vliegtuig zou betreden. Eenmaal verdwaald in mijn gedachten over het surrealistische uitzicht, de messcherpe wind langs mijn oren en tegelijkertijd de doodse stilte van de eenzame atmosfeer, zou ik mij vervolgens als een nonchalante walrus uit het vliegtuig laten vallen. In mijn vrije val richting het glooiende aardoppervlak danste ik met voorbijvliegende paradijsvogels uit het zuiden en maakte ik met mijn logge lichaam figuren alsof ik een volslanke ballerina uit het Zwanenmeer was. Er was niemand die mij op 500 meter hoogte zou bespioneren.

Nu sta ik daadwerkelijk op deze rand. Omdat ik al vijf minuten in mijn handen sta te wrijven voelen zij aan als doorweekt schuurpapier. Achter mij hoor ik schreeuwende stemmen, maar de woorden verdwijnen in de diepte die mij ook te wachten staat. Ik ga iets op mijn tenen staan om mijn hoofd voorzichtig langs de rand te manoeuvreren. Als ik de oneindige afgrond inkijk word ik verblind door de weerkaatsing van het zonlicht op het water onder mij. Had ik dit maar niet gedaan.

De angst sluipt mijn lichaam binnen. Al zwetend probeer ik mijn blik elders te richten, maar overal zie ik het gevaar van de onzekerheid voor me. Zelfs de schapenwolken boven mij, die overigens lijken op geiten, doen mij niet overtuigen te springen. Waar zijn de paradijsvogels?

Het toestel begint inmiddels te rammelen alsof er een stel reuzen mee staat te biljarten. Dit is het moment. De stemmen achter mij worden luider, ongeduldigheid hangt in de lucht. Wanneer ik mijn laatste beetje moed om te springen plots achter mijn rechteroor gevonden lijk te hebben, voel ik een flauwe por in mijn rug die net genoeg kracht heeft om mij over de rand te stoten. In de vrije val van een kleine twee seconde flitst mijn leven aan me voorbij. Vaarwel allemaal!

Dan val ik in het water. Ik lig tien seconden op de bodem van het zwembad en watertrappel vervolgens naar boven om naar adem te happen. Eenmaal voorzien kijk ik naar de duikplak waar ik een kleine vijftien seconden geleden nog op stond te piekeren. Een klein blaag heeft inmiddels mijn plek op de rand ingenomen, steekt zijn tong naar mij uit en springt als een pasgeboren hinde bovenop mijn hoofd. De onbevangenheid van het kind doet mij beseffen dat ik soms best een lafaard ben.