Glastonbury

Nikki van Manen 3 mei 2015

Pinkpop 2011. Het optreden van Coldplay. Mijn vader heeft het er nog over. We stonden helemaal vooraan te springen, te dansen, te schreeuwen en te zingen. Met weemoed denkt hij terug aan hoe de ‘ooh ooh ooh ooh’ van Viva la Vida door duizenden stemmen over het gras echode. Fix you, dat prachtige nummer dat hij voor die dag niet kende, draait hij nog grijs. Eens in de zoveel tijd haalt hij de herinnering op door het concert op zijn dvd recorder op te zoeken. Dan gaat de muziek kei hard aan en staat hij voor de tv mee te deinen en te zingen, alsof hij er weer bij is.

Dat we daarvoor doodsangsten hebben uitgestaan is mijn vader allang vergeten, maar ik herinner me heel goed hoe we bijna verdrukt werden, nog voordat we in het eerste vak belandden. Tegen ieder deel van mijn lichaam zat een lichaamsdeel van een ander geplakt. Voor me stonden twee meisjes van 1.60 meter tranen van angst en wanhoop te huilen, omdat ze zich niet konden bewegen en omringd waren door mensen die allemaal langer dan zij waren. Mijn tas zat vast, ergens ver achter me, het hengsel voelde ik aan mijn nek trekken.

Dit jaar gaan mijn papa en ik naar Glastonbury, het grootste muziekfestival van Engeland. Vier dagen lang. Eens in de zoveel tijd belt hij me op. Of we toch niet een bed en breakfast moeten nemen, want hij heeft gehoord dat mensen tegen je tent zeiken en de camping naar wiet stinkt. Hij maakt zich nu al zorgen over het weer en de lange afstanden die we moeten lopen. Papa zegt het niet, maar hij vindt het doodeng. Dat slapen in een piepklein tentje op een veel te harde ondergrond, de vieze wc’s en alles eromheen.

Ik stel hem gerust, maar stiekem hoop ik dat al die dingen gebeuren. Laat het water maar uit de hemel storten, de modder mijn schoenen opslurpen. Ik omarm het wassen met wet wipes, de vermoeidheid van lange dagen en de schorre stem van het meezingen. Geef mij maar een dronkenlap die ik ’s ochtends voor de tent aan tref. Ik heb het voor over, dat afzien. Want dan, maanden, jaren later, hoor ik bij thuiskomst de te harde muziek en dan zie ik mijn vader staan. Meedeinend en zingend. Genietend.