Aan de doden wordt niets gevraagd
Ik houd mij liefst bezig met alledaagse zaken, zoals de kooktijd van een ei. Vroeger had ik zulks burgerlijk gevonden. De zielepijnen van Kurt Cobain kwamen mij interessanter voor. Nu ik weet dat de realiteit van mijn leven meer aansluit bij het koken van een ei dan het tragische bestaan van Cobain, is er geen sprake meer van existentiële vraagstukken.
De meeste mensen hebben in mijn beleving sowieso geen last van de deconfiture des levens; tenminste niet in het aangeharkte Nederland. Als argument wil ik aanvoeren dat onze twitteraars wel bovengemiddeld intelligent schijnen te zijn, maar vooral kwetteren – de afgelopen week dan, over de ‘hobbezak’ van Trijntje.
Ik wil best een bijdrage leveren aan deze discussie, maar op een inhoudelijk niveau dan: valt zo’n oud-Hollandse pofbroek straks onder het beperkt boerkaverbod of juist niet? Wel zo belangrijk voordat Armin van Buuren volgend jaar met een Daft Punk-helm op naar het Songfestival trekt.
Wat ik wil zeggen: Nederland is van moet-kunnen-land een mag-dat?-land geworden. Met de nadruk op het vraagteken. Wij houden in de polder immers niet van uitroeptekens. Ja achteraf, als we gewonnen hebben. Daarom worden er in Nederland geen Kurt Cobains geboren. Zelfs het songfestival winnen zit er niet meer in.
Vrij logisch als je inzending een vraagteken is. Why? Because!, zou onze nationale cultuurexporteur Louis van Gaal zeggen. De met een dijk van een stem gezegende Trijntje laten wij uit piëteitsoverwegingen buiten beschouwing. Ook bij dansen op een graf, beste twitteraars, past de retorische vraag: mag dat?