Tato

Mechtilde 21 apr 2015

Never judge a book by the cover, zei mijn leraar Engels. Een devies dat ik nog altijd volg, maar soms lukt het niet, zoals deze ochtend op het terras van Jheronimus.
“Is deze stoel vrij, mevrouw?” De stem hoort bij een lange jongeman met een enorme tatoeage op zijn rechterarm, een kleurplaat van zijn schouder tot de helft van de onderarm.
Jongen toch, denk ik, terwijl ik zijn zwarte hemdje en zijn gemillimeterde haar monster. Zo op het eerste gezicht heeft hij iets van een meedogenloze hooligan. Zo een die gemakkelijk meegesleurd wordt in het vuur van de strijd als zijn ‘cluppie’ verliest. Als ik hem onopvallend scan zie ik ook zachte trekken in zijn gezicht en iets van common sense. Toch bedenk ik grimmig dat het hem een hoop geld en pijn gaat kosten, als hij ooit van die tatoeage af wil. Ach, wat zit ik me druk te maken? Die jongen wil gewoon een stoel om op te zitten!

Ik beaam vriendelijk dat de stoel vrij is. Dat hij ook naast me komt zitten is nou ook weer niet mijn bedoeling maar ik schik wat in en glimlach maar eens….
“Het wordt lente, mevrouw.” Ik bevestig het volmondig. Hij is aardiger dan ik dacht. Met het grenzeloze vertrouwen van de jeugd doceert hij: “Als de zon schijnt dan ontdooien de meiden, de stad ziet er beter uit en zelfs de obers worden vriendelijker.” Dat laatste wordt bevestigd als zijn koffie wordt gebracht.
Voor ik het weet zitten we in een geanimeerd gesprek en vertelt hij honderduit over zichzelf. Zijn sport is hardlopen en hij is vastbesloten om de marathon van New York te gaan lopen. Hij werkt als vrijwilliger voor War Child en in het dagelijkse leven is hij jurist bij de Nederlandse Bank in Amsterdam, waar hij sinds een paar jaar woont. “Met heel veel plezier, hoor” zegt hij “maar het is altijd lekker om weer eens hier thuis te zijn.”
Hij vertelt over zijn moeder op wie ik volgens hem lijk en over zijn vader, die hier in het ziekenhuis ligt en nog maar een paar weken te leven heeft. Deze tatoeage was de laatste die zijn vader na de diagnose zette.
Ontroerd staar ik ernaar, mompel iets van: “Wow……” en schaam me kapot dat ik zo klakkeloos geoordeeld heb. Hij glimlacht: “Eerlijk gezegd weet ik niet of ik hem hou, maar hoofdzaak is dat Pa nog een paar mooie weken heeft.”