Plaatjes (Lef)
Mijn vader had heel wat op zijn wandelstok. Het gekromde rondhout was net aangeschaft in een klein Tirolerwinkeltje, ’n pijpenlaatje eigenlijk, waar je pikante en minder pikante ansichtkaarten kon kopen. Ook korte leren broeken, sleutelhangers, houtsnijwerk, flesopeners, Venetiaanse gondels met lichtjes (?!), koeienbellen en dorpjes onder een stolpje behoorden tot het assortiment.
Wanneer ik snel langs de tafel liep en vanuit de pols schudde, kon ik het in zes dorpjes tegelijk laten sneeuwen.
Mijn vader koos, ondanks al dit moois, toch voor de wandelstokken.
‘Vier,’ zei hij terwijl hij naar de bak wees. ‘Vier!’ Pa sprak zijn talen.
De man achter de toonbank liet zijn Tiroler waren even voor wat ze waren en kwam ons de maat nemen. Zonder dat er een zaag aan te pas kwam, verlieten we ieder met een passende confectiestok de winkel. Met mijn 9 jaar voelde ik mij helemaal het heertje. Ik kon er ook prachtig mee zwiepen, prachtig mee zwaaien.
Vendelzwaaiachtigprachtig.
Bovenaan had de wandelstok een lichte kromming waarop je je hand zette en onderaan was er de glimmende, metalen punt waar menig rotspartij het voor in zijn broek deed. Met diezelfde punt kon je trouwens ook papier, gedroogde bladeren en mijn broers billen beprikken, daar kwam ik al snel achter.
Lege blikjes zegt u? Dat was een ander verhaal.
Dus nogmaals: ronding boven, punt beneden, zo moest je lopen en niet anders.
Toen mijn broer en ik de stokken op de kop hielden om een leeg colablikje tikkie-takkie over te spelen, zei pap snuifend dat we beter in een Venetiaanse gondel mét lichtjes door de straten van Innsbruck konden gaan varen. Vielen we minder op.
Maar afijn, pa was als een kind zo blij met zijn nieuwe aanwinst. Trots al ’n pauw, dat is de zin. Nu was het dus eigenlijk de bedoeling dat je met stok en al de bergen in zou gaan. Maar u begrijpt het al: mijn vader was met geen stok……
En dat was wel jammer, want daar in de Alpen kon je in ieder dorpje een soort van 11-stedenstempeltje halen. Het stempeltje was in dit geval een metalen plaatje die, na betaling, op de stok getimmerd werd. Zo kon men de lopers van de niet-lopers onderscheiden. Pa liep kaal nog twee blokjes om, stopte toen bij een ander souvenirwinkeltje en liet zijn stok van kromming tot aan punt vól-lé-díg vol timmeren.
Ik hoor mijn moeder nog zuchten.