Talent in de genen: Niet belasten met jouw ervaring
Het kleine Nederland herbergt ongekend veel sporttalent en dat heeft voor een groot deel te maken met de genen. Een paar van Nederlands meest populaire sporters hebben een of zelfs twee (voor)ouders die sport beoefend hebben op het allerhoogste niveau. De voorbije week was wat dat betreft een groot hoogtepunt.
Mathieu van der Poel mag putten uit het dna zijn vader Adrie van der Poel en opa (van zijn moeders kant) Raymond Poulidor. Beiden behoorden tot de absolute wereldtop in het wielrennen en Van der Poel lijkt het beste van beide kanten te hebben geïmplementeerd. Zondag was hij de eerste Nederlander in achttien jaar tijd die de Amstel Gold Race op zijn naam wist te schrijven, iets dat volgde na een al niet misselijk voorjaar met nog drie zeges in semi-klassiekers en de wereldtitel in het veld.
Op het voetbalveld bewees Daley Blind vorige week in Turijn eens te meer dat hij echt niet alleen bij Ajax speelt doordat zijn vader ook een goede voetballer was. Sterker nog, na zijn weergaloze optreden tegen Juventus (1-2) mag je stilaan concluderen dat hij beter is dan Danny Blind. Dit terwijl Sem Steijn voor VVV-Venlo (waar vader Maurice trainer is) dinsdag de 2-2 maakte tegen sc Heerenveen. In het voetbal zie je het sowieso veel, zoons van oud-profs. Met wisselend succes. Zo keept Ronald Koeman Jr. als 23-jarige nog altijd in de middenmoot van de Keuken Kampioen Divisie, maar is Nigel de Jong veel verder gekomen dan zijn vader Jerry. De voorbeelden zijn legio.
Gullit en Cruijff
De vraag is tot welke categorie Maxim Gullit gaat behoren. De zeventienjarige verdediger maakte maandag zijn profdebuut voor Jong AZ en is niet alleen de zoon van Ruud Gullit, maar ook is zijn oudoom ene Johan Cruijff. Dat is een behoorlijke erfenis om met je mee te dragen. Niet voor niets is ooit de term het Jordi Cruijff-syndroom ontstaan, wat inhoudt dat de telg vooral moet opboksen tegen de naam van zijn vader. Mede daarom speelde hij vaak met zijn voornaam op zijn shirt, om de druk iets weg te nemen. „Jordi kon natuurlijk heel goed voetballen, maar hij was niet zo goed als zijn vader”, stelt sportpsycholoog Ivo Spanjersberg. „Hij was een van de eersten die dat deed, zijn voornaam achterop zetten. Daarom zagen ze hem ook meer als individu en niet alleen maar als ‘het zoontje van’.”
„Je hebt al snel dat ze roepen dat de zoon of dochter van net zo goed wordt", vervolgt Spanjersberg. „Soms komen er gewoonweg verwachtingen voor het kind bij kijken die niet reëel zijn. Of die nou op een veld staat of op een fiets zit. Daar moet je als kind maar mee zien te dealen.” Natuurlijk speelt het ook mee om welke naam het gaat. De achternaam Cruijff is immers veel unieker dan het vaker voorkomendere Van der Poel of Kramer. „Maar toch komt zoiets uiteindelijk wel bovendrijven. Dat gaat vanzelf, dat mensen het er met elkaar over hebben op de tribune. ‘Hé, dat is toch de zoon van die en die?’”
En niet alleen wat de sportieve verwachtingen betreft, kan het hebben van een bekende ouder gevolgen hebben. Dat ervoer de familie Blind in 2010, toen vader Danny slachtoffer werd van de Fluwelen Revolutie bij Ajax. Het leidde ertoe dat zoon Daley extra kritisch bekeken werd door zijn eigen aanhang met regelmatig gerichte fluitconcerten in de ArenA tot gevolg. „Hij is anders behandeld omdat hij mijn zoon is. En dat is niet fair”, zo blikte Blind later terug in een dubbelinterview met De Volkskrant.
Vader als coach
Naast de verwachtingen van buitenaf, zijn er ook nog de krachten binnen de familie zelf, die hun invloed kunnen hebben. Max Verstappen horen we regelmatig over hoe zijn toen nog zelf racende vader Jos hem als jongetje al in een kart zette. „Het kan zeker op een goede manier uitpakken”, weet Spanjersberg, die op Papendal ook enkele talenten met bekende sportouders heeft begeleid. Je kind en zijn omgeving daarbij de ruimte durven te geven en kind te laten zijn, maakt daar ook deel van uit. „Toen Cruijff een keer gevraagd werd wat hij vond van de trainer van zijn zoon, weigerde hij te oordelen: ‘Ik laat die man lekker zijn werk doen.’”
Dat lang niet ieder talent van talentvolle ouders doorbreekt, bewijst dat het ook de andere kant op kan vallen. „Het is belangrijk dat – zeker als het kind jong is – je zijn of haar tempo aanhoudt. Je moet hem of haar niet steeds gaan belasten met jouw ervaringen, maar daar pas over vertellen als hij daarvoor naar jou toekomt.”